Een hofzanger in het Vondelpark


4 Mei. Hofzanger in ’t park. Roodstaartje zingt eerst zijn eigen lied, dan komt een vink in de buurt en roodstaart begint hem dadelijk te imiteeren. Verontwaardiging van de vink. Een grasmusch (S. cinerea) bauwt hem ook na. Er zijn veel grasmusschen in ’t park, stellig wel twintig zingende mannetjes. Hofzangers in minder aantal, nachtegalen twee.


Op 4 mei 1897 hoorde Jac. P. Thijsse (1865-1945) een ‘hofzanger’ in het Vondelpark. Een vogel. Hofzanger – hof betekent hier ‘tuin’ – is een volksnaam; het is een vogelnaam die in het boek Nu ga ik er eens op uit; wandeldagboeken 1884-1898 slechts eenmaal voorkomt. Volgens de biologe Marga Coesèl, de bezorgster van de dagboeken, was Thijsses ‘hofzanger’ waarschijnlijk een spotvogel. Dat zou goed kunnen. De spotvogel werd immers vroeger ook ‘grote gele hofzanger’ genoemd en we weten uit het boek In het Vondelpark dat hij er veel voorkwam: “Ze [spotvogels] nestelen overal in ’t park; in 1893 hadden we twaalf paartjes, de meesten huisden in ahorns […] of in kastanjes.”

In In het Vondelpark bedient Thijsse zich van de naam spotvogel, net als in zijn verslag van een vogelexcursie naar Texel in 1896, dat ook is opgenomen in Nu ga ik er eens op uit. Maar hij gebruikt wel vaker twee namen voor dezelfde soort.¹ Wel is 4 mei wat vroeg voor een spotvogel, want die keert pas laat uit zijn overwinteringsgebied terug.² “Vliegenvangertjes en spotvogels komen ’t laatste aan van allen”, schrijft Thijsse. “Als hij [de spotvogel] komt is ’t echt zomer; alle boomen hebben blad en de bonte kraaien zijn al lang heen.” De spotvogels komen dus ná de nachtegalen, en die komen in “de laatste Aprilweek”, aldus Thijsse, “ten minste dat is nu [± 1900] al vijf jaar achtereen het geval.”

Het moet dan een heel vroege spotvogel zijn geweest, of zelfs heel vroege vogels, want hij aan het eind van het bovenstaande dagboekcitaat heeft hij het ook over ‘hofzangers’.
Gesteld dat het geen spotvogel was, wat dan wel?
Van Dale definieert hofzanger als ‘volksnaam voor enige zangvogels’ en noemt vier vogelsoorten:

spotvogel | grote gele hofzanger³
fitis | kleine gele hofzanger
braamsluiper | kleine grijze hofzanger
tuinfluiter | grote hofzanger³

Alle vier broedden in het Vondelpark.

Thijsse duidt de fitis aan met ‘fitis’ (15-04, 16-04 en 12-06-1897), maar daarmee is niet uitgesloten dat hij met ‘hofzanger’ óók de fitis kan hebben bedoeld. Toch lijkt me dit minder waarschijnlijk, omdat Thijsse nogal geporteerd was van de fitis, met name van de fitiszang, en hem naar mijn gevoel (glad ijs) consequent ‘fitis’ noemde (en de tjiftjaf ‘tjiftjaf’).

De braamsluiper is een onwaarschijnlijke kandidaat, omdat Thijsse in zijn wandeldagboeken al twee andere namen voor de braamsluiper bezigt: behalve ‘braamsluiper’ (15-05-1894, 12-06-1897) ook ‘molenaartje’ (04-05-1894). Drie namen voor een en dezelfde vogelsoort lijkt wat veel van het goede.

De tuinfluiter ten slotte wordt in de wandeldagboeken niet expliciet genoemd, niet onder de naam ‘tuinfluiter’. Maar zou de hofzanger misschien de grote hofzanger – de tuinfluiter – zijn? In elk geval was de tuinfluiter een broedvogel van het Vondelpark. In Het Vogeljaar beschrijft Thijsse uitgebreid hoe hij er op 29 april 1897 een tuinfluiter hoorde zingen, “rechts van het Moordenaarslaantje in een boschje”, maar hem almaar niet te zien kreeg, tot hij hem ten slotte ontdekte, luidkeels zingend in zijn spiksplinternieuwe nest, een speelnest veronderstelde Thijsse.




1 In de wandeldagboeken bijv. molenaartje/braamsluiper, zwarte lijster/merel, gele lijster/zanglijster.
2 De spotvogel is een uitgesproken langeafstandstrekker. Tegenwoordig komt de hoofdmoot pas half mei terug uit (Zuidelijk) Afrika. Hij was vroeger wel een stuk algemener; de spotvogel is nu een Rode Lijstsoort.
3 Grote gele hofzanger ‘spotvogel’ en grote hofzanger ‘tuinfluiter’ ook als volksnamen in Zien is kennen!.


Referenties
Jac. P. Thijsse, Nu ga ik er eens op uit; wandeldagboeken 1884-1898. Bezorgd door Marga Coesèl, 2021.
  –  Het vogeljaar; Nederlandsche vogels in hun leven geschetst, 1904, 2e druk 1913.
E. Heimans & Jac. P. Thijsse, In het Vondelpark, 1901, p. 33-34.
Nol Binsbergen & D. Mooy, Zien is kennen!, 1e druk 1937.
Boena van Noorden, ‘Spotvogel’, in Vogelatlas van Nederland, 2018, p. 460-461.



» Thijsse spot een griel.
» Thijsse schiet een kluit.
» Een zwartkoptuinfluiter bij de Wijde Aa.
» Van Eedens vroegste nachtegalen.
» Dan blinkt het toverachtig.
» Witte orchideeën bij het Muiderslot.
» index


Geplaatst op 6 april 2022, gewijzigd op 7 april 2022.

© de 5e Verdieping 2022