“Door Muiden ga ik naar mijn moeras.”

Witte orchideeën bij het Muiderslot

Nescio-weer in Nescio-land


Als 14-jarige leerling van de kweekschool had Ko Thijsse van zijn leraar plant- en dierkunde een onderzoeksperceeltje toebedeeld gekregen in het moerassige oeverland van het Nieuwe Diep, een meer in het buitengebied van zijn woonplaats Amsterdam. Daar kon hij naar hartenlust botaniseren. Maar in 1883 moest Thijsses paradijsje wijken voor de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal – het Merwedekanaal, zeiden Amsterdammers. Thijsse in 1931: “Ik herinner mij nog heel goed hoe vijftig jaar geleden het Merwede-kanaal werd aangelegd dwars door mijn mooiste elzen-berken-veenmos-moeras met zonnedauw en slangen en orchideeën en dat ik toen heel gemoedereerd mijn geluk maar verder op ging zoeken in de schaduw van het Muider Slot, waar dezelfde planten en dieren voorkwamen.”¹ Het nieuwe moerasje lag ten noordoosten van het vestingstadje Muiden, inderdaad in de schaduw van het Muiderslot en, bij noordenwind, in de luwte van de Zuiderzeedijk – “mijn moeras” noemt hij het in een dagboekaantekening. Hij kwam er via een pad dat eerst de vestinggracht volgde en vervolgens door het weiland naar de dijk liep.

Jac. P. Thijsse (1865-1945) trok er vaak opuit, te voet en eerst alleen – als ‘alleenloper’ – later vaak in gezelschap van andere natuurliefhebbers. Gedurende periodes in zijn leven noteerde hij zijn waarnemingen in een ‘wandeldagboek’. De oudste twee dagboeken, uit 1884-1887 en 1894-1898,² zijn door de biologe Marga Coesèl opgenomen in het boek Nu ga ik er eens op uit; wandeldagboeken 1884-1898, aangevuld met biografische schetsen en tijdschriftartikelen van Thijsse.

In Dagboek I vermeldt Thijsse drie bezoekjes aan het Muider moeras: op 29 maart, 17 mei en 6 augustus 1884.
Op 29 maart was Thijsse eerst naar Diemen gelopen en had daar de Gooise stoomtram naar Muiden genomen. “Een tramwagen gevuld met slapende Huizer-vischboeren.” Over het moeras schrijft hij: “De grond is dicht begroeid met mos en Erica tetralix [gewone dophei].”
Op 17 mei staat langs het pad grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius) tussen het gras. Op het moeras zelf vindt hij nu veel varens, en als meest aansprekende planten vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata) en addertong (Ophioglossum vulgatum, een varentje), en ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia, een vleesetend plantje).
Op 6 augustus, als hij weer over “het welbekende paadje, naar het welbekende moeras” loopt, is de vestinggracht bedekt met watergentiaan (Nymphoides peltata, een drijvende zoetwaterplant); ze groeien er “bij duizenden”.³ Bij het moeras aangekomen blijkt dat een boer het gemaaid heeft; alleen het natste gedeelte, het stukje moerasheide (met dophei en zonnedauw) heeft de boer overgeslagen.

Dagboek II begint pas zo’n 7 jaar later, in februari 1894. Thijsse is dan 28, getrouwd en hoofd van een lagere school in Amsterdam. Het jaar ervoor heeft hij Eli Heimans (1861-1914) leren kennen, eveneens onderwijzer, én natuurvorser. Regelmatig trekken ze er samen op uit.
Ook het Muider moeras komt weer in beeld. Op 15 mei 1894 – “3e Pinksterdag” – noteert Thijsse dat de vleeskleurige orchis bloeit en er veel addertong staat.

Heimans en Thijsse gebruiken hun veldexcursies om kennis te vergaren voor hun jeugdboekjes over de natuur. Via hun uitgever, W. Versluys, komen ze in contact met Frederik van Eeden (1860-1932), de arts, literator en idealist, dan nog met name bekend als de schrijver van De kleine Johannes. Van Eeden is de zoon van de Haarlemse botanicus F.W. van Eeden. Ze ontmoeten Van Eeden jr. voor het eerst op 24 april 1897; de drie maken dan een lange wandeling over de Gooise hei en langs de Gooise kust. Op 16 mei bezoeken ze met hem de Ankeveense Plassen. Ze spreken dan af om op Hemelvaartsdag opnieuw samen op pad te gaan. “Ons plan is,” schrijft Thijsse, “tot ’s middags 3 uur op ’t water [d.w.z. in het Naardermeer] te blijven, dan naar Muiderberg te wandelen om dan van daar naar Muiden te gaan, waar we een moeras met witte orchideeën en addertong bezitten.” (Die ‘witte orchideeën’ zijn geen welriekende nachtorchissen, maar witte exemplaren van de vleeskleurige orchis. De bloemen daarvan zijn normaal roze of paars, roodachtig, incidenteel echter wit.)
Zo gezegd, zo gedaan.

Thijsse in zijn dagboek:

27 Mei [1897]. Naardermeer. Reigers eieren. Lepelaarjongen loopen van nest. Zwarte stern, meeuw en koet nog eieren. Karekietnesten nog leeg. Nymphaea [waterlelie] in knop, enkele Nuphar’s [gele plompen] open. Kalmoes bloeit. Platanthera [P. bifolia, welriekende nachtorchis] in knop. Addertong bloeit. Witte orchis incarnata nog maar in 2 exemplaren aanwezig. Bombus distinguendis [gele hommel] op smeerwortel en witte doovenetel.

Van Eeden in zijn dagboek:

Gister een prachtige dag. Met Thijsse en Heimans van 9 tot 3 in de Naardermeer met Hans en Martha [zijn vrouw en oudste zoon]. Bij de Lepelaars geweest, hun jongen op ’t nest gefotografeerd, nesten van sterntjes, kokmeeuwen, roode reiger [purperreiger], meerkoeten gevonden. Gewandeld naar Muiderberg en Muiden, langs de dijk [Zuiderzeedijk]. Het weer was stil en warm, nu en dan regendropjes, een heerlijk, wazig zonlicht. ’t Slot Muiden van de noordkant, in de vochtige weien. De witte orchidee. De klauterpartij op en onder ’t hek. Vietstocht terug.

“Het weer was stil en warm, nu en dan regendropjes, een heerlijk, wazig zonlicht.” Nescio-weer in Nescio-land!




1 DLN 1931, p. 274. In de wandeldagboeken 1884-1898 schittert de ringslang overigens door afwezigheid.
2 Uit 1888-1893 – in die periode woonde hij ± 2½ jaar op Texel – is geen dagboek bekend, maar ’t moet er wel zijn geweest (Nu ga ik er eens op uit, p. 88, noot 13).
3 Ondanks de nabijheid van de Zuiderzee was het water van de vestinggracht dus zoet, niet eens een beetje brak.


Referenties
Jac. P. Thijsse, Nu ga ik er eens op uit; wandeldagboeken 1884-1898. Bezorgd door Marga Coesèl, 2021.
  –  ‘Uit de voorgeschiedenis van Natuurmonumenten’, De Levende Natuur 35(9):273-277, 1931.
Frederik van Eeden, Dagboek 1878-1923, deel 1: 1878-1900. Bezorgd door H.W. van Tricht, 1971.



» Thijsse ziet een menigte bullekopjes.
» Thijsse ziet grielen en voelt zich rijk.
» Addertong en slangen op een trilveen.
» Dan blinkt het toverachtig.
» Van Eedens vroegste nachtegalen.
» Thijsse spot de griel.
» index


Geplaatst op 1 april 2022, gewijzigd op 14 mei 2022.

© de 5e Verdieping 2022