Dan blinkt het toverachtig


Maar toen wij aan ’t eind van den dijk kwamen en de Zuiderzee voor ons zagen, toen werd ook Hoyer stil, zoo stil als ’t water, dat wittig blauw was, als de lucht er boven. En in ’t noorden, achter den strekdam, was ’t Buiten-IJ krijtwit. Een vrachtboot en een sleepbootje stoomden er in naar de stad, van oost naar west; zij waren achter den strekdam, maar hun rook zag je weerspiegelen aan deze zijde er van. En een tjalk voer er, met een wit zeil, den schoot over bakboord. En daarachter lag Durgerdam, met z’n kleine huisjes aan den dijk en z’n twee kleine torentjes en wat kale boomen zwart daartusschen en op de reede, heel klein, wat scheepjes, de masten staken schraaltjes in de lucht. Naar rechts, buitengaats was wat rook van stoombooten, die je niet zag.

In dit fragment uit het verhaal Buiten-IJ laat Nescio zijn vijf titaantjes vanuit Amsterdam-Oost over de Zeeburgerdijk richting de Zuiderzee lopen. Het is hun vrije zaterdagmiddag, ze zijn vrolijk en uitbundig. Euforisch, letterlijk uitgelaten. Maar als ze het Buiten-IJ naderen en de zee zich openbaart, worden ze stil. De plek – de natuur, de wereld – is indrukwekkend, haast tooverachtig.

Koekebakker c.s. hadden bij wijze van spreken Jac. P. Thijsse tegen het lijf kunnen lopen.¹ Die woonde rond de eeuwwisseling in Amsterdam; hij was er in 1877 als 12-jarige jongen komen wonen en zou er, onderbroken door een paar jaar Texel, tot 1902 blijven. In het Verkadealbum Zuiderzee schrijft hij:

Als je den rechten Zeeburgerdijk hebt afgewandeld en de Rijnkanaalbruggen gepasseerd, dan ligt de Zuiderzee ineens open voor je. Aan den overkant lokken Durgerdam en Ransdorp met zijn dikken toren tot nieuwe wandelingen en onze tocht kunnen we haast in zijn geheel overzien: ’t Gemeenlandshuis, Zomerlust, Diemerdam, de Krijgsman, Muiden, het Muiderslot, ’t Dijkhuisje, Muiderberg en het blauwe Gooi. Bij warm zomerweer is er vaak een mooie luchtspiegeling op het water, dan blinkt het tooverachtig onder de verre kusten. Pampus ligt als een reuzenschildpad midden in zee, de vuurtoren van IJdoorn aan den hoek van ’t IJ op zijn ijzeren spillebeenen kijkt over alles heen en de watervlakte is bezaaid met scheepjes van allerlei soort.

Zuiderzee is de vrucht van een reeks wandelingen langs de Zuiderzeekust. Het album verscheen in 1914, de afsluiting en de inpolderingen lagen al in het verschiet. Toen Nescio zijn Natuurdagboek bijhield, van 1946 tot 1955, was de afsluiting een feit, maar Zuidelijk Flevoland nog water. Voor hem is het IJsselmeer altijd ‘de zee’ gebleven en het Buiten-IJ kon hem nog nog steeds bekoren, in verrukking brengen zelfs. Vanuit Waterland tuurde hij naar de kust van Muiden en Muiderberg, daarachter het Gooi, en vanaf het strandje van Muiderberg tuurde hij terug naar Waterland. De torentjes, de contouren van het land, het zicht op zee: heiig, dampig, wazig, zichtig. Het herinnerde hem aan de back bay bij Bombay, die hij kende uit een vorig leven als adjunct-directeur van de Holland-Bombay Trading Company.


Dirk Glandorf




Uit Nescio’s Natuurdagboek.

27 Februari [1949] Donderdag. […] In den laten namiddag naar de Zuiderzee, via Mauritskade en Zeeburgerdijk, op de fiets. Om 5 uur aan zee, beperkt zicht (heiig), fijne pastelkleuren, Durgerdam en de vuurtoren en het eind van den strekdam net even zichtbaar in de heiigheid, soms moest je daarvoor scherp kijken. Rechts ging de open zee in de lucht over met een bijna onmerkbaar tintverschil. Heel boven blauwe lucht. Links op de kop van elke paal een meeuw. Terug tegen ½ 6. Zon in ’t Diepie.²

28 Juni [1950] Woensdag. Op de fiets naar het Kinselmeer. Van huis om 10 over 6, weer thuis 10 voor half 10. Eerst zon (op het IJ). Met het bootje om de Oranjesluizen, lekker winderig en klotserig. Lief gezicht op Durgerdam over het land (rooie daken boven het groen, klein kerkje landwaarts, geel wipbruggetje, een lang wit huis, gele torentje rechts). Bij het eind ongeveer van het meertje op den dijk gestaan, enkele witte koppen, enkele motorschepen, gezicht op Muiden (slot, egaal rijtje rooie daken, witte vlek van het gekalkte griffermeerde (?) kerkje, schoorsteenen van Bouvy³), helder zicht tot Huizen. Weesp!

Zondagavond 10 September [1950] Op de fiets naar de Zuiderzee bij Merwedekanaal. ½ 7 weg. Donker, laag wolkendek, regenachtig maar geen regen, klein koeltje wind. Douce mélancolie, fin d’été, donker water (’t Diepie) met rimpels. Op den zeedijk gestaan. Zee donkerblauw, links met rimpels, uitwittend naar rechts en naar het Noorden. Durgerdam klein onder de wolken, toch nog rooie daken zichtbaar. Muiderslot flauw in een ‘haze’, met Muiden op zij (een donkere streep).

11 September [1950] Maandagavond met de fiets. Tegen 7 uur weer aan den dijk van de Zuiderzee. Bewolkt, druilerig, aanvankelijk in het Noorden nog iets gebroken met wat gouden streepjes. Sterke geur van riet en water. Zacht en melancholiek en troostend water, links donker, midden wit, rechts weer donkerder. Beperkt zicht, slechts een vermoeden van Muiden, Durgerdam en de IJdoorn. Water, streep van den strekdam, een smal streepje wit (water) en een flauw iets geaccidenteerd streepje (de IJdoorn) met den vuurtoren aan het oostelijk eind. Een heimachine lag te stoomen op het water en de donkere rook, een lange, dunne veeg, woei naar het Westen, langs het licht van den vuurtoren dat er door heen knipperde. Très fin de saison.
  Beauté mourante in een wereld van plurken.

15 April [1951] Zondagochtend. Schitterend weer, blauwe lucht, eerst tegen twaalven hier en daar een wit wolkje. Warm met zeer koele wind er door. […]
  Gewandeld naar Muiderberg en naar zee, bijna aangedaan […]. Helder zicht tot Monnikendam en Marken, de ‘back bay’ zoo’n beetje fonteinend in de zon.

10 Mei [1951] Donderdagochtend. […] Brink [van Muiderberg] totaal veranderd doordat de boomen flink in blad waren gekomen, weg stammen. Naar zee en even op ‘Flevorama’ [strandvilla] gekeken waar Miep [zijn dochter] heeft gehuurd tegen Zaterdag, mooi gezicht over zee naar het Gooi. Zee spatte over de wal van het badstrandje. Gezeten in de afgesloten weranda van het groote café bij zee. Opklaring, vèr zicht (Marken, Durgerdam, Monnikendam, Ransdorp). Gestaard naar Ransdorp.

26 Mei [1954] Woensdagochtend. Volop zomer, wolkenloos en warm, maar niet drukkend. Met Os [koosnaam van zijn vrouw] tegen 10 uur op de bus naar Muiderberg. […] Voor het cafétje bij de zee (het cafétje van het aapje) gezeten onder de boomen en koffie met onze snoep. Een rimpeltjeszee’tje met stille plekken. Naar de schiereilandjes (met het witte huisje) gekeken en naar den overkant. Een enkele aak en een paar maal een rookpluim. Heiige overkant werd langzamerhand duidelijker, Ransdorp en de boschjes van het Kinselmeer vertoonden zich. 1 ½ uur daar gezeten: we hadden iets te lezen bij ons, maar lazen niet. Zeer stil.




1 Thijsse (1865-1945) was 17 jaar ouder dan Grönloh.
2 ’t Diepie is het Nieuwe Diep (meer bij Amsterdam-Oost).
3 Bouvy was de zoutfabriek van Muiden.


Referenties
Nescio, Buiten-IJ [verhaal], 1914.
Jac. P. Thijsse, Zuiderzee, 1914, 2e druk 1915. (Met aquarelletjes van Edzard Koning, Jan Voerman jr. en L.W.R. Wenckebach.)
J.H.F. Grönloh (ps. Nescio), Natuurdagboek 1946-1955, 1996. Bezorgd door Lieneke Frerichs.
Lieneke Frerichs, Nescio; leven en werk van J.H.F. Grönloh, 2021.



» De weergaloze opening van Buiten-IJ.
» Titaantjes op de Zeeburgerdijk, 22 november 1902.
» Addertong en slangen op een trilveen.
» Zichtig bij Nescio.
» Komt heiig van hei?
» index


Geplaatst op 15 september 2021, het laatst gewijzigd op 8 oktober 2021.

© de 5e Verdieping 2021