GRUTTO, GRUTTER, MAREL
en oliemolen DE POELSNIP


“De grutto, de tureluur, de watersnip, de meerkoet, het waterhoen, de aalscholver, noch de fuut hebben het ooit tot een molenpeetschap kunnen brengen”, schreef Frans Mars ooit: geen enkele Zaanse molen is naar een van deze vogels genoemd. Ook de grutto niet, nota bene de koning der weidevogels en onze nationale vogel!

Stel dat een 17e-eeuwse molenaar zijn molen naar de grutto had willen vernoemen, welke naam zou hij dan hebben gebruikt?

Eieren van maarlen
De oudste vermelding van een Nederlandse vogelnaam die ondubbelzinnig naar de grutto verwijst, komt uit een plakkaat (verordening) van 17 maart 1595, dat werd uitgevaardigd naar aanleiding van onrechtmatige praktijken in de houtvesterij van het gewest Holland en West-Friesland. Het was namelijk gebleken dat eierzoekers tijdens het zoeken van kievitseieren ook eieren van andere vogels raapten, waaronder die van Maerlen, oftewel van marels, grutto’s.

Ende alsomen bevindt dat in de voedende tijdt veel nesten van Perdrijsen ende andere vlieghende Wildt, ghestoort ende die Eyeren berooft worden, onder dexel van Kievits ofte andere Eyeren te soecken: So wort by desen oock verboden eenige Kievits, Maerlen, Wulpen, ofte andere Voghelen eyeren te rooven, daer naer te soecken, ofte die te vercoopen, op een boete van drie pondt te verbeuren, so wel by den Cooper als by den ghenen die de selve ghestoort, ghesocht ofte vercocht sal hebben.

Marel of gritto
De naam marel komen we ook tegen in Jacht-Bedryff, een manuscript uit ± 1636, dat handelt over de jacht in het Hollandse kustgebied. Het wordt toegeschreven aan Cornelis Jacobsz. van Heenvliet, die als onderhoutvester toezicht hield op de jacht. Van Heenvliet behandelt in zijn geschrift zo’n 120 inheemse vogelsoorten, inclusief de Maerel oft Gritto.

Comen over in ’t eerst van April; houden haer [houden zich op] in de vochtige broecken [draslanden] ende hoijlanden, haer [hun] geluijt is Gritto Gritto, seer lieflijck om hooren. Hebben lange becken en beenen. Leggen vier eijeren die goet zijn om te eeten, gelijck des vogels vleesch noch jongh zijnde mede is. Werden veel uijt dese landen naer Engelandt gevoert alwaer die dier [duur] betaelt ende veel geacht werden.
Is de eerste somer-tocht-vogel [zomergast], die weder uijt dese landen vertreckt, ende werden weijnigh nae Sint Jacob [25 juli] gesien.

Grutto’s en grutto-eieren werden in Engeland beschouwd als lekkernijen en werden ‘duur betaald’!

Drie eeuwen later, in 1934, schrijft de natuurbeschermer en vogelkenner Jan Drijver dat de grutto op Texel marel en grieto heet; niets nieuws onder de zon. Drijver zegt over de grutto:

Een algemeene broedvogel, nestelend in vrijwel alle polders, het meest weer in Waalenburg en in de Mielanden. Vele paren houden zich ook in het duin op, waar de nesten dikwijls in laaggroeiende heide gemaakt worden.

De grutto broedde dus ook in de duinen. Hieraan herinnert de naam Marelveld in het Noordhollands Duinreservaat bij Castricum, een veldnaam die al voorkomt op een landkaart uit 1680. Het Marelveld was een duinvallei waar blijkbaar (veel) grutto’s zaten.

De vogelnaam marel was bekend in een groot deel van het kustgebied, inclusief het aan de Zaanstreek grenzende Kennemerland. Maar er is geen aanwijzing dat de grutto ooit aan de Zaan zo is genoemd, met de aantekening dat er, bij mijn weten, vóór 1895 uit het Zaans überhaupt geen naam voor de grutto is overgeleverd.

De etymologie van marel
Onduidelijk is hoe het woord marel moet worden verklaard. Het wordt wel beschouwd als een ontlening van het Franse woord morelle. Frans morelle is met behulp van het verkleiningsachtervoegsel -elle afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord more ‘donker, zwart’, ter aanduiding van de meerkoet. ‘Zwartje’ past uitstekend bij de meerkoet, maar niet bepaald bij de grutto, want het enige zwarte aan de vogel is de eindband op zijn staart. Deze verklaring is daarom niet erg aannemelijk.

Volgens een andere verklaring is marel een afleiding van het zelfstandig naamwoord moor ‘veengebied’, dat bijvoorbeeld zit in de plaatsnaam Moordrecht.¹ In plaats van moor kun je ook denken aan maar, mare ‘waterloop, waterplas’, dat we onder andere kennen van de plaatsnamen Maarland² en Alkmaar. Marel zou dan slaan op de habitat van de grutto.

Wetlands
Voor ons is de grutto vooral een weidevogel, maar van oorsprong is deze steltloper een vogel van wetlands, d.w.z. van moerassen, estuaria en intergetijdengebieden. De grutto in zijn hoedanigheid van waadvogel of moerasvogel krijgen we in de Zaanstreek ieder jaar te zien als hij na zijn terugkeer uit de winterkwartieren eerst nog enige tijd in grote groepen op geïnundeerd weiland blijft hangen. Een waadvogel is hij ook in het overwinteringsgebied aan de Afrikaanse westkust³ en tijdens de trek, als hij bij Lissabon massaal in het estuarium van de Taag pleistert.

Gritto en grutto
Behalve de naam marel heeft de grutto in Jacht-Bedryff ook de naam gritto. Gritto is een schoolvoorbeeld van een onomatopee. Waar Van Heenvliet ‘gritto-gritto’ hoorde, hoorde Cornelius Nozeman ‘grutto-grutto’. Nozeman noemt grutto in 1770 “den by ons gewoonen naem”, al volkomen ingeburgerd. Grutto moet dan heel lang onder de radar zijn gebleven, want de naam wordt voor zover bekend pas in 1764 voor het eerst vermeld, een dikke eeuw later dan gritto.

Grut en grutter
De naam grieto werd verkort tot griet door wegval van de laatste, onbeklemtoonde lettergreep. En zoals grieto griet werd, werd grutto grut. Grut is volgens de Zaansche volkstaal (1897) het Zaanse woord voor ‘grutto’. In dit dialectwoordenboek is grutter wel opgenomen, maar in de betekenis ‘grutto-ei’. Is grutter als Zaanse naam voor de grutto dan pas rond 1900 doorgebroken? En heeft daarbij Zaans grutten ‘wroeten in de modder’ een rol gespeeld, omdat men de grut zag als de vogel die met zijn lange snavel in de modder grut? In dat geval is grutter op te vatten als een nomen agentis.

In de vogelgids Zien is kennen! (1937) is grutter opgenomen als een van de volksnamen voor de grutto: “Grutter, Marel, Oeversnip, Griet, Werp, Skrier.”
Skrier is de officiële Friese naam voor de grutto.
Oeversnip is een Limburgs dialectwoord. Het is de Nederlandse pendant van Uferschnepfe, de officiële Duitse naam voor de grutto.
Pfuhlschnepfe (letterlijk: poelsnip) is de officiële Duitse naam voor de rosse grutto.
Doppelschnepfe (dubbele snip) de Duitse naam voor de poelsnip.

De poelsnip
Poelsnip kennen we nu als soortnaam, namelijk als de officiële Nederlandse naam voor Gallinago media, een relatief grote snippensoort – slechts iets groter, maar wel duidelijk robuuster dan de watersnip – die in het jagerslatijn daarom dubbele snip heet en in het Engels great snipe. Hij broedt in Noord-Europa en overwintert in Afrika en wordt in Nederland tegenwoordig slechts incidenteel op de trek gezien. Ook in de 19e eeuw was hij al zeldzaam, maar kwam wel af en toe tot broeden, onder meer in de Friese venen. Indertijd broedde de poelsnip ook nog in Denemarken en Noord-Duitsland.

De oudst bekende vindplaats van het woord poelsnip, geschreven als Poelsnippe, dateert uit 1567. Het staat in de zogeheten ‘Nomenclator’, een leerboek van de Haarlemse geleerde Adriaen de Jonghe, alias Hadrianus Junius, als de Nederlandse vertaling van de Latijnse namen Gallinago minor en Rusticula minor. Het zal gaan om een ‘minor’ – kleine(re) – snip, d.w.z. de watersnip en/of het bokje, níét om de poelsnip en zeker niet om de houtsnip, want die wordt apart vermeld.

In 1643 schrijft de Dordtse geneesheer Johan van Beverwijck: “Poel-snippen, die wy ’s winters hier met menighte hebben, zijn soo hart [taai] van vleesch niet [als de houtsnippen].” Met ‘poelsnippen’ zal hij de watersnip en mogelijk ook het bokje hebben bedoeld, weer niet de poelsnip, want die overwintert immers in Afrika. Door dat “met menighte” denk je nu allereerst aan de watersnip.

Dat poelsnip tevens een verzamelnaam was, m.a.w. verschillende vogelsoorten kon omvatten, blijkt duidelijk uit Jacht-Bedryff. Daarin wordt onder de kop ‘Snep’ de houtsnip beschreven en onder de kop ‘Poelsnep’ niet één snippensoort, maar drie.

Dese maecken aende kant van een sloot op een hooghte haere nesten, alwaerse ruyghte inbrengen. En in Meij haere eijeren daer in leggen, meest vier, en dat eens in ’t jaer. Sitten als ander gevogelte xxj dagen. Nuttigen [foerageren] en leven bijde slooten aen ’t water en inde weijden van een piertjen, en van wormken en ist een heel goet en delicaet eeten.
(…)
Is mede een kleijnder soorte van Poelsneppen de welcken halve poelsneppen genaemt zijn, ende in het vercoopen twee voor een gelevert werden. Is dan in Hollandt nog een derde geslacht bij nae twee mael soo groot als de eerste, werden bij sommige Modlersneppen genoemt, Lat. Limosa Gesnero.

Professor Swaen, de bezorger van Jacht-Bedryff, identificeert dé poelsnip als de watersnip, de halve poelsnip als het bokje en de modlersnep als de poelsnip (modler- is afgeleid van moddelen ‘wroeten in de modder’). In Jacht-Bedryff is de poelsnip in ieder geval een snip. De 18e-eeuwse Noord-Hollandse arts-naturalist Martinus Houttuyn noemt de watersnip en het bokje echter Snepje en gebruikt Poelsnep voor zowel de tureluur als de grutto!

Molen De Poelsnip
In 1689 liet de Zaanse olieslager Claes Pietersz. Jut op de uiterste noordoosthoek van het schiereiland De Hemmes een molen bouwen, waarvoor pas achteraf, in 1695, een vergunning werd verleend: “Windbrief aan Claes Pieters Jut woonende op het Kalff in den Banne van Oostzanen het recht van de wint tot een olymolen de Poelsnip.” Ongetwijfeld noemde Claes Jut zijn oliemolen ‘De Poelsnip’ vanwege de standplaats aan De Poel, een inham van de Zaan.

Zoals we hebben gezien bedoelden verschillende 17e-eeuwse auteurs met poelsnip/-snep in de eerste plaats de watersnip, niet onze poelsnip. Het zou betekenen dat van de zeven vogelsoorten uit het eerdergenoemde citaat van Frans Mars één soort het toch tot ‘een molenpeetschap’ heeft gebracht.

Welke naam zou Claes zijn molen hebben gegeven als hij de koning der weidevogels had willen eren?
In ieder geval niet De Grutter, want zelfs aan het eind van de 19e eeuw was die vogelnaam nog obscuur.


Dirk Glandorf




1 Maarland was een dorpje op het Zuid-Hollandse eiland Voorne (het is opgegaan in Den Briel) en een dorpje op de oostoever van de Maas, onder Maastricht (het is opgegaan in het dubbeldorp Oost-Maarland).
2 Volgens De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis is marel mogelijk afgeleid van moor ‘gewaterd, gevlamd’, ter aanduiding van “het bruingevlekte verenkleed” van de grutto.
3 Een belangrijk overwinteringsgebied is het estuarium van de rivier de Cassamance, in Senegal, waar hij foerageert op slikvlaktes en natte rijstakkers.


Referenties
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT), lemma’s grietIV, grutII, gruttenII, grutto en poelsnip.
Trésor de la langue française informatisé (TLFi).
Jacht-Bedryff; naar het handschrift in de Koninklijke Bibliotheek te ’s-Gravenhage [± 1636], bewerkt door A.E.H. Swaen, 1948, p. 66.
Johan van Beverwijck, Schat der gesontheyt, 1643, p. 433.
Martinus Houttuyn, Natuurlyke historie of uitvoerige beschryving der dieren, planten en mineraalen, deel I.5, 1763, p. 220, 231.
Cornelius Nozeman, Nederlandsche Vogelen, deel I, 1770.
Herman Albarda, Naamlijst der in de provincie Friesland in wilden staat waargenomen vogels, 1884.
G.J. Boekenoogen, De Zaansche volkstaal, 1897.
J. Drijver, Texel, het vogeleiland, 1934, p. 278.
Nol Binsbergen & D. Mooy, Zien is kennen!, 1e druk 1937.
G.A. Brouwer, Historische gegevens over onze vroegere ornithologen en over de avifauna van Nederland, Ardea 41, 1953, p. 7.
F. Mars, ‘Molens in het Zaanse landschap’, Het Vogeljaar, 13(3):495,505-508, 1965.
Klaas J. Eigenhuis, Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen, 2004, lemma’s grutto, marel en poelsnep.
Henk Blok & Herman ter Stege, De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis, 4e ed. 2008, lemma grutto.
G. van Berkel & K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen verklaard, 2018, lemma Maarland.
Eric Bor, ‘Het Watervlak’, artikel op de webpagina van Stichting Oud-Castricum (geraadpleegd 23-03-2024).
Duitse Wikipedia, lemma Doppelschnepfe (geraadpleegd 08-06-2024).
Herman Wilms, teksten over Fulica atra, Gallinago media en Limosa limosa op de website WNVE.nl (geraadpleegd 23-03-2024).
Fulco Rol, tekst over molen De Poelsnip op de website Molendatabase.nl (geraadpleegd 23-03-2024).


(Een versie van dit artikel verscheen in maart 2024 in De Kieft, het ledenblad v.d. Vogelbeschermingswacht Zaanstreek.)



» Molennaam De Grauwe Kieft.
» Molennaam De Huismus.
» Molennaam De Kokmeeuw.
» Molennaam De Kwikstaart.
» Molennaam De Nachtegaal.
» Molennaam De Zandkraai.
» De Kalverpolder, decor van de Zaanse Schans.
» index

» Etymologiebank: het lemma grutto.
» Etymologiebank: het lemma poelsnip.


Geplaatst op 23 maart 2024, het laatst gewijzigd op 16 augustus 2024.

© de 5e Verdieping 2024