Molen De Nachtegaal



Meesterzanger
“De koning van de Europeesche zangvogels”, zo kroonde Jac. P. Thijsse de nachtegaal. Dat koningschap dankt de nachtegaal volledig aan zijn fabuleuze zang. Hij zet zijn zang luister bij door lustig door te zingen als de avond al gevallen is, de ongepaarde mannetjes tenminste (en dat schijnen er nogal wat te zijn). Eenmaal gepaard staakt het mannetje subiet zijn nocturnes en zingt hij alleen nog overdag.

Nachtegaal (en Duits Nachtigall, Engels nightingale) betekent ‘nachtzanger’: het woorddeel -gaal gaat terug op het Germaanse woord *galan- ‘zingen’.

Noordse nachtegaal
Nederland ligt net als Engeland aan de noordwestrand van het broedareaal van de nachtegaal. Hij broedt niet in Schotland en Wales, en in Engeland zelf hoofdzakelijk in het zuidoosten. In Scandinavië zitten weliswaar ook nachtegalen, maar dat zijn noordse nachtegalen. Scandinavische vogelaars bedoelen met nattergal (Deens, Noors) c.q. näktergal (Zweeds) de noordse nachtegaal (Luscinia luscinia). Ónze nachtegaal (L. megarhynchos), die in Scandinavië slechts sporadisch voorkomt, noemen ze, letterlijk vertaald, ‘zuidnachtegaal, zuidelijke nachtegaal’.¹

Filomena = nagtegale
De vroegste vermelding van het woord nachtegaal dateert uit ± 1240. Gespeld als nagtegale staat het in het Glossarium Bernense, een woordenlijst Latijn-Nederlands, als vertaling van Latijn filomena.
Diezelfde eeuw noemt de geleerde Vlaamse dichter Jacob van Maerlant de nachtegale de vogel met de mooiste zang. De luisteraars van Vroege Vogels dachten er echter anders over, want toen het radioprogramma in 2009 een verkiezing organiseerde van de ‘beste zanger’ onder de vogels, eindigde niet de nachtegaal, maar de merel bovenaan. De nachtegaal werd 2, de zanglijster 3.

Molen De Nagtegaal
De oude Zaankanters zullen het met Van Maerlant eens zijn geweest. Drie Zaanse molens zijn althans naar de nachtegaal genoemd en geen enkele naar een lijster. De oudste van de drie werd gebouwd in 1628. In 1680 wordt hij opgevoerd als “een olymolen […] genaemt de nagtegael, staende agter Wormerveer”, in het Guisveld. De andere twee – De Grauwe Nachtegaal en De Nachtegaal – waren Zaandamse houtzaagmolens. Laatstgenoemde werd in 1854 opgeleverd; zo laat in de tijd bouwde men dus nog industriemolens!

Amsterdamse nachtegalen
Zouden er in de 17e eeuw, toen De Nagtegaal gebouwd werd, al nachtegalen in de Zaanstreek hebben gebroed?
Helemaal uitgesloten is het niet, want we weten dat slechts 10 kilometer naar het zuiden, bij Amsterdam, nachtegalen zaten in de Watergraafsmeer, een droogmakerij waar behalve boerderijen ook buitenplaatsen lagen.² Op 14 mei 1696 deden de gerechtsheren van de Watergraafsmeer een verbod uitgaan op het vangen en verstoren van “eenige Vogelen, en voornamentlijk Nagtegalen”, die er een bron van “vermaak” vormden, ongetwijfeld van luistergenot. Blijkbaar gingen romantische Amsterdammers speciaal naar de Watergraafsmeer om er de nachtegaal te horen.

Zaanse nachtegalen
Eeuwenlang bleef het voorkomen van de nachtegaal in de Zaanstreek ongewis. Rond 1970 ging het gerucht dat de nachtegaal broedde in het ontoegankelijke, geheimzinnige Noorderveen, maar dat is nooit bevestigd.³ De eerste gedocumenteerde Zaanse territoria dateren uit het eind van de jaren tachtig (o.a. Jagersveld, Twiske). Opvallend is dat het recreatiegebied Spaarnwoude en het Westelijk Havengebied, gebieden die grenzen aan de Zaanstreek, in 1989 al in totaal ruim 40 territoria rijk waren, terwijl de soort er zeven jaar eerder nog ontbrak.
In 1994 telde de Zaanstreek 6 territoria, in 1995 3-4 (1-2 in het Twiske en 2 in het Jagersveld) en in 1996 slechts 1 territorium (in De Rothoek, in feite gemeente Amsterdam). In 2006 kwam de nachtegaal in de gemeente Zaanstad alleen voor in het Jagersveld en de groenzone langs het Westzijderveld, zo vermeldt de Natuuratlas Zaanstad.

De Zaanse broedpopulatie is verre van stabiel. Tekenend is dat de Euverenweg, een deelgebiedje van de Polder Westzaan, in 2015 goed was voor maar liefst 4 territoria, maar dat de soort er na 2017 niet meer is vastgesteld (wel werd er op 5 en 6 juni 2021 een noordse nachtegaal gehoord, een doortrekker).

Rode Lijstsoort
Ook de landelijke populatie is nogal veranderlijk. De afgelopen halve eeuw is de stand in Oost- en Zuid-Nederland met zo’n 80 procent gekelderd, terwijl de populatie in de duinen dankzij de ‘verstruiking’ juist verviervoudigde. Voor de jaren 2013-2015 schatte men het aantal broedparen op 5900 à 7300. Meer dan de helft broedt in de duinen, waar de nachtegaal zijn hoogste dichtheid bereikt in de duindoorn- en meidoornstruwelen. Daarnaast zijn er nieuwe bolwerken ontstaan: vochtige bossen en bosranden in met name De Biesbosch en Flevoland. Toch lijkt het saldo licht negatief en is de verwachting dat de stand zal afnemen. De nachtegaal is namelijk een kritisch beestje: als de kruidlaag te dicht wordt, het geboomte te oud of de bodem te droog, verdwijnt hij.

Nagtegaalkade
Voor een stuk onroerend goed was oliemolen De Nagtegaal behoorlijk mobiel: in 1852 werd hij verplaatst naar Friesland en in 1911 vervolgens naar Brabant, waar hij, omgekat tot korenmolen en omgedoopt tot Nooit Gedacht, doormaalde tot 1955. Een jaar later is hij gesloopt. In Wormerveer leeft zijn naam nog voort in de straatnaam Nagtegaalkade en de waternaam Nagtegaalsloot, de sloot die ooit naar De Nagtegaal leidde.


Dirk Glandorf




1 Deens sydlig nattergal, Noors sørnattergal, Zweeds sydnäktergal.
2 In de 18e eeuw broedden er nachtegalen op de buitenplaatsen langs de Amstel (bron: Nederlandsche Vogelen).
3 Volgens Broedvogels van Noord-Holland Noord (1971) broedde er mogelijk jaarlijks een paartje in het Noorderveen. Destijds (± 1970) zaten er in het Amsterdamse Bos al ± 60 paar!


Referenties
Cornelius Nozeman & Martinus Houttuyn, Nederlandsche Vogelen, deel II, 1789, p. 126.
Jac. P. Thijsse, Het vogeljaar; Nederlandsche vogels in hun leven geschetst, 1904, 2e druk 1913.
Ko Zweeres, ‘Over bescherming van nachtegalen in 1696’, Het Vogeljaar 9(4):228-229, 1961.
Zomerdijk, P.J. e.a. (red.), Broedvogels van Noord-Holland Noord, 1971, p. 164-165.
Koos Jonker, ‘Het Noorderveenreservaat’, De Grutter 10(1):17-18, 1986.
Kees (C.) J.G. Scharringa, ‘Nachtegaal’, in Wim Ruitenbeek, Kees (C.) J.G. Scharringa & Piet J. Zomerdijk (red.), Broedvogels van Noord-Holland, 1990, p. 330-332.
Bert van Dillen e.a., ‘Verslag broedvogelinventarisaties 1995 in de Zaanstreek’, De Grutter 20(1):24-33, 1996.
Ron M.G. van der Hut, ‘Broedvogels van het Jagersveld 1968-1996’, De Grutter 20(4):25-34, 1996.
H.H. (Bert) van Dillen, ‘Broedvogels in de Zaanstreek 1996’, De Grutter 21(1):25-34, 1997.
Ron van ’t Veer, Tom Kisjes & Nynke Sminia, Natuuratlas Zaanstad, 2012, p. 89.
Gerrit van Ommering, ‘Nachtegaal (Luscinia megarhynchos)’, in Vogelatlas van Nederland, 2018, p. 508-509.
Dirk Jan Booij, ‘6 telrondjes met nachtegalenriedels’, De Kieft 13(4):48-49, 2020.
Dick de Vos, Ode aan de nachtegaal; portret van een onsterfelijke zanger, 2021.
F. Rol, teksten over de molens De Nachtegaal/Nagtegaal en De Grauwe Nachtegaal op de website Molendatabase.org.


(Een versie van dit artikel verscheen in juli 2023 in De Kieft, het ledenblad v.d. Vogelbeschermingswacht Zaanstreek.)



» Molennaam De Grauwe Kieft.
» Molennaam De Huismus.
» Molennaam De Kokmeeuw.
» Molennaam De Kwikstaart.
» Molennaam De Poelsnip.
» Molennaam De Zandkraai.
» Van Eedens eerste nachtegalen.
» index

» Etymologiebank: het lemma nachtegaal.


Geplaatst op 29 juli 2023, het laatst gewijzigd op 16 augustus 2023.

© de 5e Verdieping 2023