Pelmolen De Zandkraai


In de Zaanstreek hebben meer dan 1000 molens gestaan. Die molens hadden naast een officiële naam vaak ook een bijnaam. Daarbij wisselden ze soms van naam. Al met al zijn er vele honderden Zaanse molennamen geregistreerd.

Vaak was een naam niet willekeurig gekozen.
Oliemolen De Blauwe Arend werd gebouwd door Claes Dircksz. Blaeuw; zijn vrouw heette Trijntje Arends.
Pelmolen De Pelikaan was eigendom van de familie Pel.
Oliemolen De Poelsnip stond aan De Poel, een inham van de Zaan.
Papiermolen De Zwarte Bonsem (bonsem ‘bunzing’)¹ was oorspronkelijk een volmolen, een molen die wol verviltte. Bij het volproces werd oude urine gebruikt. Een volmolen stonk dus als een bunzing!²

Ook achter De Zandkraai zit een verhaaltje.
De Zandkraai was een (gerst)pelmolen die in 1699 ‘oppopte’ in het Westzijderveld. Oorspronkelijk heette hij De Hoop, maar in 1734 werd hij geregistreerd als de Santhoop. Die nieuwe naam zal een knipoog zijn geweest naar Gerrit Jacobsz. van Sante, de eigenaar van de molen.
In 1853 kreeg de molen een nieuwe eigenaar en weer een nieuwe naam: De Zandkraai, dus met behoud van het naamdeel Zand-, maar nu samengesteld met -kraai.
Zandkraai is een gewestelijke, in ieder geval Limburgse benaming voor de roek (Corvus frugilegus), een kraaiachtige vogelsoort die veel lijkt op de bekende zwarte kraai (C. corone). Blok & Ter Stege schrijven dat zandkraai mogelijk een verbastering is van de dialectnaam zaadkraai (vgl. Saatkrähe, de officiële Duitse naam), een toepasselijke naam voor een zaad etende kraaiachtige als de roek.

De Zandkraai is een verrassende naam voor een Zaanse molen, want de roek wordt in de Zaanstreek zelden gezien. Maar een eeuw geleden, rond 1916, was er op de begraafplaats van Zaandam nog een roekenkolonie gevestigd.³ Zou men de roek toen misschien ‘zandkraai’ hebben genoemd?
Opvallend genoeg stond ruim 10 km naar het westen, bij Heemskerk, ook een molen De Zandkraai. Het was een korenmolen. Vast geen toeval, want beide molens zullen zijn genoemd naar de zandkraai in zijn hoedanigheid van zaadeter: zoals de roek graankorrels eet, ‘aten’ (pelden, vermaalden) de twee ‘Zandkraaien’ in hun molenlijf het graan tot grutten of meel.




1 Bonsem niet in Van Dale en De Zaansche volkstaal, wel in het WNT.
2 Zie D. Vis en Molendatabase.org.
3 Schriftelijke mededeling van Jan. P. Strijbos, opgenomen in De Grutter, de oude naam v.h. ledenblad v.d. Vogelbeschermingswacht Zaanstreek.
Ook in Amsterdam broedden een eeuw geleden nog roeken, o.a. op de Oude Oosterbegraafplaats en op de buitenplaats Frankendael.


Referenties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma bonzing, bonsem (gepubliceerd in 1893).
G.J. Boekenoogen, De Zaansche volkstaal, 1897.
Het vogeljaar; Nederlandsche vogels in hun leven geschetst, 1904, 2e druk 1913., p. 483.
J. Derksen, ‘De roekenkolonie op de voormalige Oosterbegraafplaats te Amsterdam’, De Levende Natuur 27(1):15-20, 1922.
D. Vis, De Zaanstreek; een beschrijving van het Zaansche volksleven in zijn historische ontwikkeling, 1948, p. 139.
Martien Roos, ‘De roek (Corvus frugilegus) een voormalige Zaanse broedvogel’, De Grutter 5(5):92-93, 1981.
Ludger Stuijt & Ruud Vlek, ‘Frankendael, het reigerbos in de Watergraafsmeer’, De Gierzwaluw 32(4):118-134, 1994.
J. Kruijsen, Woordenboek van de Limburgse Dialecten, aflevering Vogels, 2001, p. 151.
Henk Blok & Herman ter Stege, De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis, 4e ed. 2008, lemma roek.
Website Molendatabase.org (overzicht van verdwenen molens).



» Houtzaagmolen De Grauwe Kieft.
» Oliemolen De Kokmeeuw.
» Oliemolen De Poelsnip.
» Oliemolen De Schijtjager.
» Pakhuis De Bonte Kieft.
» index


Geplaatst op 5 mei 2022, het laatst gewijzigd op 16 september 2023.

© de 5e Verdieping 2022-2023