Drie booien in een verwarmd vertrek


Het woord booi in de roman Het psalmenoproer betekent ‘huisbediende, m.n. huismeid’. Booi is een vormvariant van bode.¹ Bij booi is de d-klank van bode veranderd in een j-klank² en is de tweede, onbeklemtoonde lettergreep weggevallen.

Het psalmenoproer speelt zich af in het Maassluis van de 18e eeuw. Maarten ’t Hart heeft zijn roman gekruid met archaïsmen en je zou kunnen veronderstellen dat booi een volslagen verouderd woord is dat hij ergens in de archieven had opgeduikeld, net als de vele gallicismen in het boek. Maar ik kwam het ook nog tegen in Omzien in verwondering. Annie Romein-Verschoor schrijft: “Wij [zij en haar man Jan] waren allebei met de meid-in-de-keuken grootgebracht. In het herenhuis op de Westersingel betekende dat de onderlinge gezelligheid van drie booien in een ruim verwarmd vertrek.”. Het betreft hier een situatie uit ca. 1900. Het ouderlijk huis van Romein stond niet ver van Maassluis: in Rotterdam.




Heb nog even opgezocht hoe de Zaandamse juffer Aafje Gijsen, een non-fictieve tijdgenote van de fictieve Roemer Stroombreker, de hoofdpersoon van Het psalmenoproer, de huismeid noemde. ’t Bleek gewoon ‘meid’ te zijn, gespeld als meyd. Idem bij haar 17e-eeuwse streekgenoot Claas Arisz Caeskoper, bijv. 9. ditto [09-10-1686] is gestorve Hillegont d meijt van Jonge Jan.




De communiste Annie Romein-Verschoor zal booi niet denigrerend hebben bedoeld.³ Maar afgaande op jhr. M. van der Goes van Naters (1900-2005) – oud-PvdA-Tweede Kamerlid: ‘de rode jonker’ – kon het die lading wel hebben. Zelf gebruikt hij in zijn herinneringen ‘de meid’.

Mijn moeder, opgevoed in een Zeeuws landhuis en daarna op een paar kostscholen (waar men de leerlingen liet verhongeren) was veel provincialer Nijmeegs dan mijn vader. ‘Mensen zoals wij’, dat was de norm. De rest was ‘burgerlijk’. Arbeiders dat was helemaal niets en toen de meid eindelijk stemrecht kreeg en vroeg hoe ze moest stemmen (!) was het antwoord: ‘Als je mensen als óns weg wilt hebben, moet je socialistisch stemmen en anders liberaal.’ Mijn moeder sprak niet – als mijn Haagse tantes – over ‘de boojen’, maar de minachting voor ‘het personeel’ was dezelfde.




1 Vgl. rooi uit rode ‘gerooid stuk bos’, als in de plaatsnamen Stramproy (1299 Stramprode, 16e eeuw Stramproijen) en Wanroij (1492 Waenrode, 1573 Wanroy).
2 De articulatieplaats is verschoven naar het palatum (harde verhemelte). Dit heet palatalisatie. De j is een palatale glijklank.
3 In De Dikke van Dale heeft booi ‘bode’ het label ‘regionaal’.


Referenties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma’s boi en bode, bet. 4 (gepubliceerd in 1893 resp. 1892).
A. van Loey, Schönfelds historische grammatica van het Nederlands, 8e druk 1970, p. 34-37.
Annie Romein-Verschoor, Omzien in verwondering 2, 1971, p. 98.
Het dagverhaal van Aafje Gijsen, 1773-1775, toegelicht en van aantekeningen voorzien door J.W. van Sante.
M. van der Goes van Naters, Met en tegen de tijd; een tocht door de twintigste eeuw, 1980, p. 15.
G. van Berkel & K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen; herkomst en historie, 3e druk 2006.
Maarten ’t Hart, Het psalmenoproer, 2006.



» Waarschuw je Diderica en je booi.
» Wat betekent ophoesten?
» Maartens vogels.
» Spanjaard lurkte aan zijn smuigerdje.
» index


Geplaatst op 6 januari 2016, het laatst gewijzigd op 8 april 2024.

© de 5e Verdieping 2016-2024