Moddig?


Wij ginge nog eens de kraamen door wandelen dog het was heel moddig, door dien het den geheelen dag gereegent had.
(Het dagverhaal van Aafje Gijsen, 18-11-1773)

Dog hy [de hond] was zoo moddig dat Dirk Jongerling die op ’t krat zat, doen by ons in de waagen moest.
(Idem, 11-04-1774)

[…] de weg was heel moddig.
(Idem, 13-02-1775)


Kermissen waren in de 18e eeuw ware happenings, zoals ze dat ook nu nog kunnen zijn. Op 21 augustus 1774 kuierde Aafje Gijsen met haar broers, vrienden en vriendinnen over de kermis van Beverwijk. Het gezelschap vergaapte zich er aan “een reus van 7 duytsche voeten en 4 duym lang”. Op de kermis van Amsterdam zagen ze dan weer “een myssie van 15 jaar out die zeer klyn was”. Dat jaar, 1773, was er als bezienswaardigheid ook een olifantje, het jaar erop een “voogel struys”¹ en “eeniege heele moojen klynen voogeltjes”.

Op 18 november 1773 bezocht Aafje de kermis van haar woonplaats Zaandam. De regen had roet in het eten gegooid, want het was “heel moddig” schrijft ze. Moddig heeft in het WNT o.a. de betekenis ‘(van personen en stoffelijke zaken) vuil, morsig’, met de aantekening “thans [1906] inzonderheid in N.H.” Bij Aafje heeft moddig zowel de betekenis ‘modderig, een moddige weg’ als ‘vies, vuil, een moddige hond’.² Moddig zal zijn afgeleid van het zelfstandig naamwoord mod(de), een cognaat van Engels mud ‘modder’.




Aafje gebruikte ook de woorden mudder en morsig.
Op 24 mei 1774, na een bezoek aan de Oostzaner overtoom, vaart het gezelschap terug naar Zaandam. Het jachtje dreigt dan in een moddersloot te blijven steken “en geraakte doen zoo danig in de mudder,³ datte wij begonne te vreesen datte wij ’er niet door zouden geraake”.
Op 22 februari 1775 heeft ze het over straten die “wat morsig waaren” (desondanks ging ze te voet over straat, zonder op de koets te wachten).




1 voogel struys ‘struisvogel’.
2 J.W. van Sante, de bewerker v.h. dagverhaal, schrijft op p. 163: “‘Moddig’ kwam hier [citaat d.d. 18-11-1773] wel overeen met ‘modderig’, maar had toch de veel ruimere betekenis van vies of vuil. Zo sprak men over een ‘moddige boezelaar’ voor een vuil schort.”
3 In de Zaanstreek zou je heel goed prut{regionaal} modder, slik’ (Van Dale) kunnen gebruiken. In Aafjes dagverhaal komt prut ‘modder’ voor zover ik kan zien niet voor, wel prut ‘gestremde melk’ (in prutboer).


Referenties
Het dagverhaal van Aafje Gijsen, 1773-1775, toegelicht en van aantekeningen voorzien door J.W. van Sante.
Oudnederlands woordenboek (ONW), lemma mod.
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma moddig (gepubliceerd in 1906).



» Boterboeren en prutboeren.
» Rozig in het dagverhaal van Aafje Gijsen.
» Uitje naar het galgenveld van Amsterdam.
» Wat is prut?
» De betekenis van /herenhúís/.
» De plaatsnaam Beverwijk.
» index


Geplaatst op 2 juni 2014, het laatst gewijzigd op 18 december 2024.

© de 5e Verdieping 2014-2024