Boterboeren en prutboeren
Onse booterboer van Essendelft quam net tot onsent.
(27-01-1774)De prutboeren koomen al van Assendelft met sleesen over eys.
(25-01-1775)
Twee aantekeningen uit het dagboek van de Zaandamse juffer Aafje Gijsen.
Bij boterboer kunnen we ons wel iets voorstellen. Van Dale geeft 3 betekenissen:
• boer die boter maakt
• boer die aan vaste klanten boter levert
• boterleverancier
Maar wat was een prutboer? Wat betekent prut?
De meest waarschijnlijke betekenis uit het WNT is prut als Noord-Hollands woord voor gestremde melk. Een WNT-citaat uit de Natuurlyke historie van Holland geeft wat meer informatie: “ Stolmelk, het welk melk is, die door de lebbe gestolt, dadelijk verkocht, en bijzonder te Amsterdam, onder den naam van Prut, vertierd [verteerd geconsumeerd; verkocht] wordt.”
Een prutboer zal iemand zijn geweest die gestremde melk (prut) ventte, prutboer in de zin van boterboer, betekenis 2: een boer die aan vaste klanten prut leverde.
Referenties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma prutII (gepubliceerd in 1943).
Het dagverhaal van Aafje Gijsen, 1773-1775, toegelicht en van aantekeningen voorzien door J.W. van Sante.
J. le Francq van Berkhey, Natuurlyke historie van Holland, deel 9, 1811.
» In de prut stonden vier mannen; wat is prut?
» Moddig in het dagverhaal van Aafje Gijsen.
» Oproden in het dagverhaal van Aafje Gijsen.
» Rozig in het dagverhaal van Aafje Gijsen.
» index
Geplaatst op 15 juli 2014.
© de 5e Verdieping 2014