Van het Reve sr. ontmoet de grote Gorter


De jonge Twentse textielarbeider Gerardus Johannes Marinus van het Reve (1892-1975), die de vader van Karel en Gerard Kornelis zou worden, beschrijft in Mijn rode jaren zijn eerste ontmoeting met Herman Gorter.
We schrijven het jaar 1910 of daaromtrent. Het was de tijd van De uitvreter en Titaantjes.


Toen ik een jongen was van een jaar of zeventien, achttien, was de nimbus van Domela goeddeels voor mij verbleekt; het anarchisme was mij een te vage leer geworden en ik kwam onder de invloed van Herman Gorter.
  Gorter, dat weet men, was een groot dichter, een machtig redenaar en een felle, volstrekt eerlijke debater. Maar in mijn herinnering is hij onvergetelijk als spreker en leraar in kleine cursusvergaderingen, waar hij zijn arbeidersgehoor ongemeen boeide en de moeilijkste vraagstukken op glasheldere wijze begrijpelijk wist te maken. Gorter kwam in die tijd vaak tijdens een weekeinde naar Twente. Dan sprak hij zaterdagsavonds in Almelo, waar hij bij vrienden overnachtte. Zondagsmorgens kwam hij bij ons in Enschede en zondagsmiddags hield hij dan dezelfde voordracht in Hengelo.
  Gorter was voor ons in Twente de voornaamste woordvoerder van de ‘Tribunisten’, d.w.z. van de nieuwe Sociaal-Democratische Partij (SDP), die was gesticht nadat het SDAP-congres in 1909 te Deventer gehouden, de opheffing van het oppositionele weekblad De Tribune had geëist. Aan die eis hadden de opposanten (Tribunisten) niet willen voldoen.
  In Enschede telde de afdeling van de SDP niet meer dan een man of tien en ik had mij daarbij aangesloten. Tot mijn verbazing werd ik, die in alle opzichten een nieuweling was omdat ik nooit lid van de SDAP was geweest, al dadelijk tot secretaris verkozen. In die kwaliteit schreef ik, toen wij de voorbereidingen van onze eerste cursusvergadering hadden getroffen, aan Gorter een briefkaart, waarop ik hem vertelde waar die bijeenkomst zou plaatsvinden en… dat ik hem van het station zou afhalen.
  En zo stond ik, natuurlijk een half uur te vroeg, op die zondagmorgen aan het station te wachten. Een van de andere leden, die mij had beloofd ook te zullen komen, liet verstek gaan en ik was hierover tamelijk ontstemd. Ik zag namelijk niet weinig tegen de ontmoeting met Gorter op, al was daarvoor, naar ik spoedig ervoer, niet de allerminste reden.
  Eindelijk was de trein dan binnen en even later zag ik Gorter bij de uitgang staan; hij had mijn briefkaart uit de zak gehaald, las het document blijkbaar nog eens over en keek toen zoekend rond. Ik stapte op hem af.
  ‘Dag Gorter!’ zei ik, het woord ‘meneer’ uiteraad vermijdend.
  ‘Wel, dag!’ zei Gorter hartelijk. Hij gaf me een hand en vroeg lachend of ik de secretaris was. Toen ik dat met een tikje zelfspot had bevestigd, was bij mij meteen alle verlegenheid verdwenen. We liepen samen op en er ontwikkelde zich binnen ongelooflijk korte tijd een gesprek zó vertrouwelijk en op de man af, dat Gorter binnen enkele minuten erin slaagde alles uit me te halen wat hij van mij wilde weten. Als Gorter in Twents dialect had gesproken, zou ik hem dadelijk hebben getutoyeerd.
  Gorter was toen vijfenveertig of zesenveertig jaar oud, hij was dus wel vijf jaar ouder dan mijn vader, maar hij leek mij nog een jonge man.
  ‘Dus je bent van anarchistische komaf? En waarom werk je in Gronau?’
  Gorter had kennnelijk schik in mijn nogal opschepperige verklaring dat ik in Enschede zowat alle fabrieken had gehad. Ik vertelde Gorter ook van de avondschool, die ik niet meer hoefde te bezoeken, nu ik mijn einddiploma had gehaald.
  ‘Juist!’ knikte Gorter. ‘Van het anarchisme kreeg je dus genoeg?’
  ‘Ja,’ antwoordde ik en herhaalde vervolgens onwillekeurig de argumentatie van mijn leraar: ‘Je kunt niet altijd tégen alles zijn, een mens moet ook ergens vóór zijn, je moet weten wat je wilt.’
  ‘En weet je dat nou?’ vroeg Gorter lachend.
  ‘Nog niet helemaal,’ erkende ik, ‘maar ik kom er wel achter!’
  ‘Ik denk niet dat het zo gemakkelijk zal gaan,’ zei Gorter. En terwijl we samen verder wandelden, wilde Gorter weten hoe het kwam dat ik, toen ik van het anarchisme genoeg had gekregen, geen lid van de SDAP was geworden. Dat had toch meer voor de hand gelegen, vond hij.
  Tot mijn verwondering vertelde ik hem spontaan de eigenlijke reden, die mij tot op dat eigen moment nooit helemaal bewust was geweest. Een hele tijd terug, tijdens de laatste kamerverkiezingen, toen er een herstemming moest worden gehouden tussen Van Kol, de kandidaat van de SDAP, aan de ene kant en een kandidaat van de christelijke partijen aan de andere kant, hadden de fabrikanten zich uitgesloofd ten gunste van Van Kol.
  ‘O ja?’ vroeg Gorter geïnteresseerd, ‘maar dat kon de SDAP toch niet helpen?’
  ‘Misschien niet,’ antwoordde ik aarzelend, ‘maar de fabrikanten stelden hun rijtuigen ter beschikking van de liberale partij om de arbeiders uit de fabrieken naar het stembureau te brengen. En ze lieten daarbij vooral die arbeiders uitkiezen van wie ze wel konden veronderstellen dat ze op Van Kol zouden stemmen.’
  ‘En dat was jou niet naar de zin?’
  ‘Nee, helemaal niet,’ antwoordde ik en ik zette uiteen dat mijn vader, die principieel niet wilde stemmen, het een ongehoord schandaal vond dat de SDAP op deze manier door de fabrikanten werd gesteund.
  ‘Vond jij het ook een schande?’
  ‘Jazeker,’ antwoordde ik en ik voegde eraan toe dat ik dit nog steeds als een schande zag. ‘Stel je voor: de fabrikanten vinden een sociaal-democraat minder gevaarlijk voor hun belangen dan een anti-revolutionaire of een katholieke kandidaat! Dan moet er toch iets niet in de haak zijn bij de politiek van die socialisten?’
  Gorter knikte levendig. ‘Daar zit iets in,’ vond hij.
  Wij waren intussen bij het hotel De Graaff aangekomen, het deftigste hotel van Enschede. ‘We gaan hier een kop koffie drinken,’ zei Gorter.
  ‘Ik zal buiten wel op u wachten,’ antwoordde ik geschokt. Gorter scheen zelfs niet verbaasd; ik had de indruk dat hij heel goed begreep waarom ik geloofde dáár niet binnen te kunnen gaan.
  ‘Wacht dan maar even,’ zei hij geruststellend, ‘ik kom zo terug.’
  Ik hoefde inderdaad niet langer dan een minuut of tien te wachten, waarna we samen naar het vergaderlokaal gingen. Dit was een doodgewoon arbeiderscafé, waar de vloer nog met wit zand was bestrooid en waar de bezoekers aan tafeltjes zaten te kaarten, te roken en met elkaar te praten. Ze dronken een glas bier of een borrel en de meesten, dat zag je zo, waren helemaal niet gekomen om naar een spreker te luisteren. Gorter begroette een paar van onze mensen, onder anderen Schouwink en Deunk, als ik me wel herinner. Ook was er een jonge man, van wie ik wist dat hij Lasonder heette, die Gorter weliswaar kwam begroeten, maar die het kennelijk niet met ons eens was. Hij vond ons – dat meende ik uit zijn gebaren te kunnen opmaken – maar een belachelijk groepje.
  Intussen maakte ik mij zorgen. Moest de vergadering hier in dit lokaal worden gehouden? En wie zou de bijeenkomst openen? Hoe moest dat nou? Later bleek me dat een deel van het café kon worden afgescheiden met schuifdeuren en dat het die ruimte was die we hadden besproken. Maar de kastelein had geen voorbereidingen getroffen en verwachtte misschien van ons dat we dat zelf wel zouden opknappen. Niemand van ons maakte daartoe echter aanstalten. Gorter zal ons aarzelen en onze hulpeloosheid wel aan onze geringe ervaring hebben toegeschreven. Hij ging gewoon op een tafeltje zitten, dat tegen de muur stond, en begon zo maar te spreken.
  Eerst keken de bezoekers verbaasd op, maar na een paar minuten staakte men kaartspel en gesprek en begon men met toenemende belangstelling te luisteren.
  Gorter leidde zichzelf in, stelde zich voor en zette de bedoeling van de bijeenkomst uiteen. En nu duurde het niet lang meer of de toehoorders kwamen onder de indruk en weldra waren wij allen gezamenlijk in de ban van Gorters uitzonderlijke persoonlijkheid en dachten we met rode koppen met hem mee.
  Deze eerste cursusvergadering met Gorter was voor mij een belevenis om nooit te vergeten. Er zouden nog verscheidene van deze bijeenkomsten volgen. Gorter sprak op die cursusvergaderingen over de grondslagen van de sociaal-democratie, over de leer der meerwaarde, hij verklaarde voor ons het historisch materialisme, verdedigde zijn opvattingen van klassemoraal en behandelde voorts het vraagstuk van marxisme en revisionisme. Over al die onderwerpen had Gorter brochures geschreven, die ik niet alleen te koop aanbood, maar ook met grote aandacht las.
  Omdat er onder Gorters gehoor weinig mensen in staat waren kritische opmerkingen te maken of ook maar vragen te stellen, ging Gorter zelf alle tegenwerpingen van mogelijke tegenstanders in het geding brengen. Hij ging als het ware met zichzelf in debat om dan tenslotte al die bedenkingen stuk voor stuk zódanig te weerleggen, dat er geen spaan van overbleef.

Gorter heeft op mij een grotere persoonlijke invloed uitgeoefend dan ik ooit van iemand anders heb ondergaan. Mijn hele leven en streven zou, naar ik stellig geloof, héél anders zijn geweest als ik Gorter nooit had ontmoet.




Referenties
G.J.M. van het Reve, Mijn rode jaren; herinneringen van een ex-bolsjewiek, 1967, p. 59-63.



» Herman Gorter, partijbons?
» Het landhuisje van de Gorters.
» Henriette Roland Holst in Moskou.
» index


Geplaatst op 22 januari 2021.

© de 5e Verdieping 2021