Bouquiniste ‘handelaar in tweedehands boeken (aan de Seine in Parijs)’
(Prisma pocketwoordenboek F-N)


Langzaam was ik de Rue de Seine afgedaald en toen ontdekte ik de rivier. Bij een bouquiniste had ik een goedkoop uitgaafje van „Les Fleurs du Mal” gekocht. Daarna was ik aan ’t water gaan zitten, doch van lezen kwam niets. Ik was te vol van de groote gebeurtenis. Niets of niemand kende ik in deze stad. Maar het was mij voldoende, te weten dat Baudelaire hier gedwaald had en dat Julien Sorel op deze plek voor het eerst te paard achter Mathilde de la Mole was aangehold.

Dat schrijft Jacques Gans (1907-1972) in zijn zeer leesbare roman Liefde en goudvisschen. In 1929 was hij in het voetspoor van Japi, Nescio’s uitvreter, naar Parijs vertrokken, waar hij met vallen en opstaan en met onderbrekingen tot aan de oorlog zou blijven wonen. Hij ontmoette er een Deense modiste – ‘Mette’ in het boek – trouwde met haar en scheidde weer.
Maar als hij hierboven naar de Seine loopt, ligt dat alles nog in het verschiet: hij herinnert zich de avond dat hij voor het eerst in Parijs was en bij een bouquiniste een dichtbundel van Baudelaire kocht.

De bouquinisten aan de Seine.
Deze zomer wijdde de Volkskrant een artikel aan de Parijse boekhandelaars met hun karakteristieke groene stalletjes onder de platanen. Ze beleven nu, in deze coronatijd, moeilijke tijden, afhankelijk als ze zijn van “de intellectueel angehauchte toerist”. Het allerbelabberdst is een journée zéro, een dag met nul handel. Het metier staat sinds de opkomst van de e-commerce sowieso onder druk, zodat veel bouquinisten, de minachting van hun collega’s trotserend, het traditionele assortiment – tweedehandsboeken, oude prentbriefkaarten, gravures, affiches e.d. – hebben aangevuld met toeristische prullaria, zoals koelkastmagneten en sleutelhangers met een Eiffeltorentje eraan.




In deel 3 van Maalstroom, de autobiografische trilogie in dagboekvorm van Henriëtte Mooy (1890-1974), logeert de hoofdpersoon, Erny ten Noort, in het Quartier Latin; het is november 1913. Als Erny er voor het eerst alleen op uitgaat, belandt ze op het Île de la Cité, het eiland van de Notre Dame.

Het zou zeker wel de moeite waard zijn die kerk ook eens van den anderen kant af te bezien,… en voor ik het bemerkt had was ik al voortgeloopen. Ik wandelde vlug een eind de kleurige Seinekade vol bloemententjes langs, voortgaand onder platanen, langs de gezellige boeken„stalletjes”, en keerde toen ineens om, –: ja, die was nòg mooier dan het front, ik was beloond, en een heel eigenaardige ontroering ritselde door me heen, toen ik de schoone achterzijde van de cathedraal met het fijne, gave, torennaaldje aanschouwen mocht. […]
  Ik deponeerde een oogenblik later mijn bagage bij een boekenmannetje op de kade, „bouquinist” genaamd. Hee, boek-inist,… gewoon Nederlandsch dus?




Frans bouquiniste is met het suffix -iste afgeleid van bouquin{informeel} boek’, een woord dat ontleend is aan Middelnederlands boeckijn ‘boekje’. Op zijn beurt heeft het Nederlands bouquiniste geleend. Het is opgenomen in de Dikke Van Dale, met als omschrijving ‘handelaar in, verkoper van tweedehandsboeken’, en met de Nederlandse meervoudsvorm bouquinisten in plaats van Frans bouquinistes. Meestal verwijst bouquinisten naar de Parijse boekverkopers aan de Seine, maar met enige goede wil is het ook te gebruiken voor bijvoorbeeld de boekverkopers van de Oudemanshuispoort in Amsterdam. Boekverkoopsters van een oudevrouwhuispoort zou je dan eventueel ‘bouquinistes’ kunnen noemen.




Referenties
Henriëtte Mooy, Havenzicht (Maalstroom, deel 3), 1930, p. 22-23.
Jacques Gans, Liefde en goudvisschen, 1940, 2e druk 1946, p. 85.
Jacqueline Picoche, Dictionnaire d’étymologie du français, 2015, lemma bouquin.
Daan Kool, ‘‘Dit blijft de allermooiste baan’’, de Volkskrant, 07-08-2020.



» Een lang brood in Liefde en goudvisschen.
» Levend behang in vooroorlogs Parijs.
» Vissen in de Seine.
» “And you mustn’t write slop”.
» index


Geplaatst op 31 augustus 2020, het laatst gewijzigd op 7 september 2021.

© de 5e Verdieping 2020-2021