Glop in Zaanse ouverture
Addenda EWN was vorige week gewijd aan het woord glop. Dat heeft verschillende betekenissen, o.a. nauwe doorgang, steeg. In de Zaanstreek is glop nog bekend als toponiem: als naam voor een open ruimte in de bebouwing: t Grote Glop, t Kleine Glop. De betekenis open ruimte tussen huizen is te vinden bij Boekenoogen, die daarnaast onder meer vaargeul in het ijs vermeldt en open ruimte in het gebit (“Van een kind, dat aan het tandenwisselen is en b.v. de beide voortanden mist”), O, wat heb-je en glop in je mond.
De glop in de mond komt ook voor in de roman Zaanse ouverture (Simon en Johannes), van de van oorsprong Wormerveerse schrijver Cor Bruijn (1883-1978). Het boek verscheen in 1952, maar speelt zich af omstreeks 1900.
Hier is Johannes aan het woord:Dat past altijd, zei Jan Brak. Als een duimsmoer op een duimsschroef, ja. Als een schoen maat 39 aan een voet maat 39, daar!
Zijn ogen begonnen allengs weer schalks te glinsteren.
— Als de steel van mijn pijp in dat glop tussen mijn tanden, hahaha!
Referenties
G.J. Boekenoogen, De Zaansche volkstaal, 1897, lemma glop.
A.A. Weijnen, Etymologisch dialectwoordenboek, 1996, lemma glop, gloep.
Michiel de Vaan, Addenda EWN, 2015, lemma glop.
» Zaans gnappies.
» Zaans gniepen.
» Zaans krammenakkig.
» Zaans warsig.
» index
Geplaatst op 24 maart 2015.
© de 5e Verdieping 2015