Mokkerig (v.h. weer) warm en benauwd
Bedekte lucht, mokkerig, stil, op zee [het IJsselmeer] een oogenblikje heel fijne zachte regen.
(Natuurdagboek, 21-07-1947)
Exact 67 jaar geleden nam de heer Grönloh, schrijversnaam Nescio, om half zes s middags de boot van Amsterdam naar Hoorn. Het was een maandag, net als vandaag. Het weer was mokkerig, noteerde hij in zijn dagboek.¹
Grönloh was een geboren en getogen Amsterdammer. Toen hij zijn dagboek bijhield was hij al in de zestig, en wie weet was mokkerig een woord dat hij nog kende uit zijn jeugd. In het WNT is mokkerig niet opgenomen, wel in Van Dale, waarin het wordt omschreven als {gewestelijk} vochtig-warm, loom. Het is een dialectwoord; Standaardnederlands is broeierig, drukkend.
De taalhistoricus Ewoud Sanders heeft het woord mokkerig behandeld in NRC Handelsblad. Hij had het aangetroffen in Landlooperij, een boek uit 1906 van de journalist M.J. Brusse: “Anders guur, hè en t wordt maar geen dag met zuk mokkerig weer ”.² Veel NRC-lezers bleken het woord te kennen, en met name voor het midden des lands werd de variant moekerig aangedragen. Mijn indruk is dat moekerig in de Gelderse Vallei en op de Veluwe nog redelijk bekend is.
Mokkerig zal zijn afgeleid van mok mist, vanwege de nevelige conditie van de lucht bij vochtig-warm weer.³ Mok mist staat in het Etymologisch dialectwoordenboek, met de toevoeging Oost-Noord-Brabants.
Om negen uur was de schrijver in Hoorn. Hij had een kamer besproken in Hotel De Doelen. De volgende ochtend nam hij de trein terug naar Amsterdam.
1 Mokkerig in het Natuurdagboek ook d.d. 21 mei 1950: “s Middags tusschen 5 en 6 even op de fiets naar het Kalfje. Te zonnig, te mokkerig en te rommelig [ ].”
2 Als oudste bron geeft Ewoud Sanders De Zaansche volkstaal uit 1897, maar bij Boekenoogen zelf ontbreekt het woord: Klaas Woudt heeft mokkerig (en de variant mokkig) in 1971 toegevoegd. In de Zaanstreek wordt mok(ker)ig overigens niet of nauwelijks meer gebruikt.
3 Vgl. Engels muggy {of weather} warm and slightly wet in an unpleasant way (Oxford Dictionary) en Engels (dialect) mug en Noors mugg motregen, beide van Oudnoords mugga.Referenties
A.A. Weijnen, Etymologisch dialectwoordenboek, 1996, lemma mok.II
J.H.F. Grönloh (ps. Nescio), Natuurdagboek 1946-1955, 1996. Bezorgd door Lieneke Frerichs.
G.J. Boekenoogen, De Zaanse volkstaal, 1897, 2e druk 1971 (geheel herzien, aangevuld en bewerkt door K. Woudt), 3e druk 2004.
Ewoud Sanders, Woordhoek, NRC Handelsblad, 12-09-2009.
» Zichtig bij Nescio.
» Bluusterig bij Van Eeden.
» Een beetje klef weer.
» Komt heiig van hei?
» index
Geplaatst op 21 juli 2014, het laatst gewijzigd op 2 juli 2023.
© de 5e Verdieping 2014-2023