Een oude betekenis van knol


Een knol opgeloopen die nergens heen voerde, maar mooi gezicht links in de diepte met hoog rondom boomen.

(Natuurdagboek, 10-09-1951)


In Nescio’s dagboek duikt opeens het woord knol op. “Thans nog alleen in plaatsnamen”, zegt het WNT. Het MNW geeft als betekenis ‘Hoogte, heuveltje, eene kleine ronding of verheffing van den grond’. Nederlands knol ‘heuveltje’ is – etymologisch gezien – hetzelfde woord als Engels knoll ‘heuveltje’.

Was de ‘knol’ in kwestie soms de motte (burchtheuvel) bij de Duivelsberg in het Rijk van Nijmegen?




Referenties
Middelnederlandsch Woordenboek (MNW), lemma cnol.II
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma knolI (gepubliceerd in 1938).
J.H.F. Grönloh (ps. Nescio), Natuurdagboek 1946-1955, 1996. Bezorgd door Lieneke Frerichs.



» De plaatsnaam Knollendam.
» Het Texelse toponiem Fonteinsnol.
» Laveloos bij Nescio.
» Zichtig bij Nescio.
» index


Geplaatst op 27 februari 2014, gewijzigd op 13 januari 2019.

© de 5e Verdieping 2014-2019