Zijn de woorden keuter en koter verwant?


De woorden keuter ‘keuterboer’ en koter ‘kind’ lijken erg op elkaar. Ook zou je een zekere betekenisovereenkomst kunnen veronderstellen, want een keuterboer is een kleine boer en een kind is een klein mens. Maar keuter ‘boer’ en koter ‘kind’ zijn helemaal niet verwant. Het woord keuter is een vorm van koter, een afleiding van het woord kot. Een kot, of koot, was een klein, eenvoudig boerderijtje. Het woord zit in plaatsnamen als Cothen (Utrecht), Kootwijk (Veluwe) en Kotten (Achterhoek). Een koter, of keuter, is letterlijk een bewoner van een kot.

De woorden kot en koter ‘keuterboer’ werden al in de middeleeuwen gebruikt. Maar koter in de betekenis ‘klein kind’ wordt pas in de 19e eeuw voor het eerst vermeld. Het komt uit het Bargoens, de dieventaal, en is ontleend aan het Jiddisj, de taal van de Duitse en Oost-Europese Joden. Letterlijk betekent het ‘kleine’.

‘We pikken de tram, of anders een huursleetje, gaan een hokkie zoeken, een benedenhuisie als het kan, en wat meubeltjes bij elkaar snuffelen… Het zwikkie bij je thuis mag je vent op z’n rug binden en naar de vendu dragen. Ik heb een bed, een kast, een paar stoelen en nog wat splinters bij me moeder thuis. Als we op dreef zijn halen we je koter. Ik spijker wel een krib voor ’m; en een bedje heeft ie, zeg je. Accoord! Dan zijn we er zover! Dan is het nieuwe huishouden gesticht, wat jou?!’

(Willem van Iependaal, De dans om de rinkelbom, 1939.)

 


Referenties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma koter 3 (gepubliceerd in 1941).
Etymologisch woordenboek van het Nederlands (EWN) 3: Ke-R, 2006, lemma kot.



» Het woord klootjesvolk.
» Escape to the cottage.
» index

» Etymologiebank: het lemma kot.
» Etymologiebank: het lemma koter.


Geplaatst op 1 april 2011, gewijzigd op 4 november 2011.

© de 5e Verdieping 2011