Escape to the cottage


In 1665-66 woedde the Great Plague of London, een grote pestepidemie die bijna een kwart van de inwoners het leven kostte. Veel Londenaren zochten hun heil op het platteland. Samuel Pepys /pieps/, een hoge ambtenaar bij de Engelse admiraliteit, schreef op 29 juni 1665 in zijn dagboek: To White Hall, where the Court full of waggons and people ready to go out of town. Ook een deel van de artsen ontvluchtte de stad!

Nu het coronavirus rondwaart, zijn er Londenaren die hun eerste woning verruilen voor hun cottage, hun second home in the countryside.
Cottage, Engelandgangers denken dan vaak aan een holiday cottage, een vakantiehuisje, maar eigenlijk is een cottage gewoon ‘a small house, usually in a village or the countryside’ (Macmillan Dictionary).

Cottage is een van de vele woorden die het Engels heeft overgenomen uit het Frans van de Anglo-Normandiërs: het komt van Oudnormandisch cot(t)age, een afleiding van Oudfrans cote ‘boerderijtje; hut, kot’,¹ dat weer ontleend is aan Oudnederlands kot,² óf misschien aan Oudnoords kot

In de 18e eeuw heeft het Frans het woord cottage weer teruggeleend.




1 Frans cottage is afgeleid van Oudfrans cote met behulp van het achtervoegsel -age. Datzelfde -age zit in het Engelse woord village ‘dorp’.
2 De Veluwse plaatsnaam Kootwijk betekent ‘wijk (nederzetting) bestaande uit koten’.
3 De taal Oudnoords is de middeleeuwse voorloper van de moderne Scandinavische talen (het Deens, Noors, Zweeds e.d.). Oudfrans cote kan van oorsprong best Oudnoords zijn, want Normandië (een Frans hertogdom) was immers ooit het land van de Noormannen, de Vikingen. Hun nakomelingen veroverden in 1066 Engeland.


Referenties
Oudnederlands woordenboek (ONW), lemma kotage.
Middelnederlandsch woordenboek (MNW), lemma cote¹.
Etymologisch woordenboek van het Nederlands (EWN) 3: Ke-R, 2006, lemma kot.
Jacqueline Picoche, Dictionnaire d’étymologie du français, 2015, lemma coterie.



» De woorden keuter en koter.
» index


Geplaatst op 26 maart 2020.

© de 5e Verdieping 2020