Lucht, loft en luchthuis, een skaihoisie aan de Zaan
Het woord lucht is voor het eerst aangetroffen in het Vroegmiddelnederlands (het Nederlands van de 13e eeuw), gespeld als lucht, licht, locht en logt. Eerder, in het Oudnederlands, werd het uitgesproken met een /f/, zoals nu nog Duits Luft.¹
Via het Amerikaans-Engels is /loft/ weer in het Nederlands beland, en wel als loft in de betekenis woning zonder binnenmuren op een verdieping, m.n. de boven- of zolderverdieping van een voormalig industrieel pand (Van Dale). Engels loft is ontleend aan Oudnoords loft,vliering, zolderkamer; hemel, lucht, de nevenvorm van lopt.
Een loft moet dus hogerop worden gezocht, net als de skybox in een stadion. En net als een luchthuis langs de Zaan. Luchthuis {in N.-Holl.} theehuis, koepel zegt Van Dale. Theekoepels horen bij zich diverteren² in de Franse tijd, de tijd waarin de Zaanse ondernemersdochter Aafje Gijsen leefde. Op 14 oktober 1773 schreef ze in haar dagboek: “Jacob van der Linde quam om te vraage of myn moeder en ik [ ] bij de traanketel koomen wilde, om het kooke van spek te zien en dan verders by zyn vrouw een koppie tee drinke op het lugthuys.” Op 13 januari 1774 fungeert een luchthuis zelfs even als een skybox avant la lettre: “Myn moeder was by oom Klaas Mats op het lugthuys om na het ryden te zien.” Ze keken vanuit het luchthuis, letterlijk vanuit de hoogte, naar het ijsvermaak op de Zaan.
G.J. Boekenoogen in De Zaansche volkstaal (1897):
luchthuis, znw. onz. Tuinhuis, koepel; meestal gedeeltelijk over het water hangende, terwijl er zich een schuitenhuis onder bevindt. Het luchthuis is niet altijd een afzonderlijk gebouw, maar dikwijls een aanbouwsel van het huis. Men komt er door een trapje op te klimmen. Tegenwoordig wordt ook wel een gewone koepel, aan het eind van den tuin, luchthuis genoemd. || Ze zitten op et luchthuis. k Heb me pijp op et luchthuis leggen laten. – De naam is wel gegeven, omdat het luchthuis als het ware een huis in de lucht is.
Een halve eeuw later laat de schrijver-anglist Willem van Doorn, oud-leraar Engels aan het Gemeentelijk Lyceum³, zijn roman Het kan raar lopen (1948) zo beginnen:
In het eigenlijke Zaandam zijn er nog maar enkele over: de van ouds beroemde „Zaanerven”, waar ze stonden, zijn voor t overgrote merendeel opgeslokt door de alles-opslokkende industrie. [ ] Je kon dr zo gezellig in zitten; [ ] Het uitzicht was in de regel ruim, want n echt luchthuis bevond zich niet op de begane grond. Je moest er heen met n houten trap, die langs de buitenkant van n planken schuitenhuis naar boven leidde. Daaronder klotste t water [ ].
1 Vgl. de plaatsnaam Graft.
2 Vgl. “Gisteren hebben wy ons maar wel gedieverteerd: Wy zaate op t lugthuys en daar was t heel plasierig.” (Dagverhaal, 21-04-1775).
3 Het tegenwoordige Zaanlands Lyceum.Referenties
Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW), lemma lucht.
Het dagverhaal van Aafje Gijsen, 1773-1775, toegelicht en van aantekeningen voorzien door J.W. van Sante.
G.J. Boekenoogen, De Zaansche volkstaal; bijdrage tot de kennis van den woordenschat in Noord-Holland, 1897, lemma luchthuis.
Willem van Doorn, Het kan raar lopen; onschuldig schoolromannetje uit rustige dagen, 1948.
Etymologisch woordenboek van het Nederlands (EWN) 3: Ke-R, 2007, lemma loft.
» “En dronken van half vijf tot half negen een dertigtal kopjens thee”.
» Zaans warsig.
» De plaatsnaam Graft.
» index
Geplaatst op 26 oktober 2016, het laatst gewijzigd op 26 oktober 2024.
© de 5e Verdieping 2016-2024