Vermaak in tijden voor Facebook
Met de wagen langs Gooise boekweitvelden
In het Engels heet tarwe nog wheat, in het Nederlands heette het weit. Het oude woord weit is bewaard gebleven in de samenstelling boekweit en in de plantnaam wilde weit.¹
Als Karel de Grote in een boek een boekweitpannenkoek eet, is dat een anachronisme. Boekweit is namelijk pas rond 1400 geïntroduceerd; het komt oorspronkelijk uit Azië. Boekweit (Fagopyrum esculentum) behoort tot de duizendknoopfamilie en is, anders dan eenkoorn, emmer en spelt, helemaal geen tarwe (het is zelfs geen graan), maar boekweitmeel schijnt wel te smaken naar tarwemeel, vandaar -weit. De driekantige nootjes lijken op kleine beukennootjes, vandaar boek-, variant van beuk.² Boekweit is dus letterlijk beukengraan, beukentarwe.
De vroegste vermelding van boekweit (in boecweitslant land waarop boekweit wordt verbouwd) dateert uit 1413. Duits Buchweizen en Engels buckwheat boekweit zijn ontleningen uit het Nederlands.
Het wapen van Hilversum bestaat uit vier, dat van Bussum uit vijf boekweitnootjes op een blauw veld. Beide gemeentewapens herinneren aan de tijd dat het Gooi nog grotendeels uit heidevelden bestond en de plaggenlandbouw er floreerde. Er werd volop boekweit verbouwd. Boekweit heeft witte of rozeachtige, trosvormige bloemen. Zoals wij nu van bloeiend koolzaad kunnen genieten, genoot men indertijd van het bloeiende boekweit.
Op 12 juli 1775 maakte de Zaanse koopmansdochter Aafje Gijsen met de wagen een plezierrit van s-Graveland (bij Hilversum) over Eemnes naar Soestdijk. Het bleek een boekweitroute. In haar dagverhaal schrijft ze, jaloersmakend:
s Middags aaten wij weer vroeg en ginge doen over Emenes na Soesdijk rijden. De weg was zeer vermakelyk, want de boekweyt staad in vollen bloeij. De plaats [buitenplaats] van Van der Dusse tot Emenes zaagen wy in voorby ryden. Het huys dat op die plaas staad [Kasteel Groeneveld, bij Baarn], gelykt na een palys en overtrefd al de huysen die ik in de vooriege dag gesien hadt, schoon aan de Vegt ook groote huysen staan.
Een akker met boekweit, waar de bijen zoemden.
In 1903 verhuisden Richard en Henriette Roland Holst van s-Graveland naar Laren, waar Berlage aan de Drift een rustieke, rietgekapte villa in Engelse landschapsstijl, voor hen had gebouwd.
Kort nadat wij in het Gooi waren komen wonen, liet mijn zwager Roland Holst voor Jany, zijn oudste zoon [de dichter Adriaan Roland Holst], op diens verzoek een klein huisje, een hut, zoals men toen zei, aan de binnenweg van Laren naar Blaricum bouwen. Er stonden toen slechts enkele huizen [ ] en vlak tegenover zijn hut was een akker met boekweit, waar de bijen zoemden.
Boekweit wordt niet langer verbouwd – wat jammer is, want je bakt er voortreffelijke pannekoeken van, – omdat het zo slecht tegen hagel kan. En toen ik in 1939 in Laren kwam, was de binnenweg geheel volgebouwd, zodat ik hem niet terug kon vinden.³
1 Het akkeronkruid wilde weit (Melampyrum arvense) is thans zeer zeldzaam.
2 De vorm boek zit o.a. in boekvink (onofficiële naam voor de gewone vink) en in toponiemen als Boekelo (dorp in Overijssel) en Boekesteyn (s-Gravelandse buitenplaats).
3 Het vuur brandde voort, p. 115.Referenties
Het dagverhaal van Aafje Gijsen, 1773-1775, toegelicht en van aantekeningen voorzien door J.W. van Sante.
Henriette Roland Holst-van der Schalk, Het vuur brandde voort, 1e druk 1949, 3e druk 1979.
Etymologisch woordenboek van het Nederlands (EWN), lemmas boekweit, boekvink en weit.
Wikipedia, lemma boekweit.
» Uitje naar het galgenveld.
» Romantiek in de 18e eeuw.
» index
Geplaatst op 4 juli 2014, gewijzigd op 16 december 2020.
© de 5e Verdieping 2014-2020