Waarom heet de bergeend ‘bergeend’?


bergeend (foto: Wikipedia)

bergeend 
foto: Wikipedia 


De bergeend (Tadorna tadorna) is groter dan een eend en kleiner dan een gans; hij behoort tot de zogenaamde halfganzen. Het mannetje is iets groter dan het vrouwtje en heeft bovendien een knobbel op zijn snavel. Met zijn bonte verenkleed ziet hij (⚥) er exotisch uit, maar het is een gewone Hollandse halfgans, een inheemse vogel die hier ‘jaarrond’ te zien is en hier ook broedt, vroeger voornamelijk in de kustprovincies, tegenwoordig ook veel in landinwaarts gelegen polders.

De vroegste vermelding van het woord bergeend komt uit het Placaet opt stuck vande Wildernisse van 27 maart 1502, gespeld als Berch-Eenden (meervoud). Er bestaan verschillende verklaringen voor die naam.¹ Mij lijkt het meest waarschijnlijk dat hij ‘bergeend’ heet omdat hij meestal in een berg broedt. Niet in een berg in de gebruikelijke zin des woords, maar in de betekenis ‘heuveltje’, meer speciaal ‘duin’. Onze bergeenden maken, of maakten, hun nest namelijk meestal in konijnenholen in de duinen, zoals in ± 1636 al beschreven wordt in Jacht-Bedryff, een verhandeling over de jacht in het duingebied van het gewest Holland: En maecken dan haere nesten […] veel inde Conijnsbergen […] ende leggen haere eijeren daer in

De duinmeiers³ schoten vaak bergeenden, omdat ze schadelijk zouden zijn voor de konijnenstand: door het agressieve gedrag van de bergeend zou het konijn zijn ‘berg’ niet meer in of uit durven. De duijnmaeijers schietense veel om dat se haer schaede aen doen, mits se gestadigh sitten en blasen gus, gus, des ’t Conijn inden bergh niet en derft comen, oft soo ’t er in is, in blijft.

Dan is de bergeend zogezegd ‘de duineend’ en is het 1e lid van bergeend níét de stam van het werkwoord bergen, zoals vaak wordt beweerd.
Bergeend en oeverzwaluw zijn vergelijkbare woordformaties. De oeverzwaluw nestelt vaak in steile oeverwanden.




Nederlands bergeend en Duits Bergente (Deens bjergand, Noors, Zweeds bergand) ‘topper, toppereend (Aythya marila)’ zijn valse vrienden.
Evenzo Duits Brandgans ‘bergeend’ en Nederlands brandgans ‘ganzensoort (Branta leucopsis)’.

 


Tot mijn verrassing kwam ik de bergeend tegen in het dagboek van Aafje Gijsen, een welgestelde jongedame uit Zaandam.

’s Morgens ten 9 uuren [11-04-1774] reeden wij na Den Helder met ons 5 […] en wy dieverteerde [vermaakten] ons zeer met [de hond] Carolus die in de gestaadigheyd by de Zantdyk opliep agter de konijnen en bergeenden tot dat hy ten laatste zoo vermoeyd was, date wy hem op de waagen moesten neemen.

De Zantdyk is de zanddijk tussen Callantsoog en Huisduinen, waar kennelijk veel bergeenden broedden.

 


1 Zie Etymologiebank.nl, lemma bergeend, m.n. de informatie van K.J. Eigenhuis.
2 Uitgerekend in de Hollandse duinen is de bergeend als broedvogel zo goed als verdwenen!
3 Duinmeier ‘opzichter v.e. duingebied’.

 

Referenties
Het dagverhaal van Aafje Gijsen, 1773-1775, toegelicht en van aantekeningen voorzien door J.W. van Sante.
K.J. Eigenhuis, Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen, 2004.
Menno Hornman, ‘Bergeend’, in Vogelatlas van Nederland, 2018, p. 92-93.



» De etymologie van slobeend.
» Een spoteend op de Grevelingen.
» index

» Etymologiebank: het lemma bergeend.
» Vogelbescherming Nederland: de bergeend.


Geplaatst op 2 juli 2010, het laatst gewijzigd op 9 december 2021.

© de 5e Verdieping 2010-2021