Waarom heet speenkruid ‘speenkruid’?


speenkruid (foto: Frode Nagel)

speenkruid 
(Ficaria verna) 
foto: Frode Nagel 

Speenkruid is een heel algemeen plantje, dat al in maart begint te bloeien. Het is familie van de boterbloem. Speenkruid groeit vooral langs slootkanten en in vochtig bos en kan dan bodembedekkend zijn.

Het woorddeel speen- in speenkruid is niet het speen- van speenvarken. In speenkruid betekent speen ‘aambeien’. Speenkruid werd vroeger namelijk gebruikt als middel tegen aambeien. In Nederland kennen we speen (mv. spenen) alleen in de betekenissen ‘tepel’ en ‘dop v.e. babyfles’, in België heeft speen (geen mv.; het is een collectivum, verzamelnaam) ook de betekenis ‘aambeien’.

De 16e-eeuwse Vlaamse geleerde Rembert Dodoens schrijft onder meer dit over de heilzame werking van speenkruid:

[…] ende met urine oft wijn ghestooten/ ende sonderlinghe die wortelen/ verdrijven ende ghenesen die speenen daer op gheleyt/ dijsghelijck werck doet oock dat sap met wijn oft urine duer ghedaen/ die speenen daer mede ghewasschen.

In Dodoens’ Cruijdeboeck staat ook de oudste attestatie van het woord speenkruid:

In Neerduytsch cleyn Gouwe/ en cleyn Speen cruyt.




Referenties
Rembert Dodoens (alias Dodonaeus), Cruijdeboeck, 1554. Zie cleyn Gouwe (= speenkruid).
H. Kleijn, Planten en hun naam, 1970.



» De etymologie van dotterbloem.
» De etymologie van paardenbloem.
» De etymologie van smeerwortel.
» index

» Etymologiebank: het lemma speenkruid.
» FLORON Verspreidingsatlas: speenkruid.


Geplaatst op 12 april 2013, gewijzigd op 25 maart 2014.

© de 5e Verdieping 2013-2014