De essentie van slenteren

op je dooie akkertje


Slenteren is niet zomaar lopen. Wat is er speciaal aan slenteren?
Zo omschrijven de twee bekendste pocketwoordenboeken het woord slenteren:

Prisma:  zonder vast doel zomaar wat langzaam wandelen we slenterden langs de grachten

Van Dale:  langzaam en zonder doel wandelen

Beide woordenboeken omschrijven slenteren niet met lopen, maar met langzaam wandelen. Als je wandelt, loop je gewoonlijk al niet zo snel, laat staan als je langzaam wandelt. Bij slenteren ligt het tempo dus erg laag.

Volgens de pocketwoordenboeken heeft slenteren behalve ‘langzaam’ ook het betekenisaspect ‘zonder (vast) doel’. Toch kun je zeggen: We slenterden naar huis of we slenterden naar school. Je wandelt dan langzaam, maar het doel is duidelijk. Echt kenmerkend voor slenteren is het trage tempo, want je kunt niet zeggen: *We slenterden snel naar school.¹

Noes en Lien met Jeanne in ’t midden slenterden naar school.
(Top Naeff, School-idyllen, 1900.)

De dag brak aan, toen ik naar huis slenterde.
(Nescio, Een lange dag, 1909.)

Door het marktgewoel slenterde ik naar huis.
(Jacques Gans, Liefde en goudvisschen, 1940.)

We schuimden een aantal bars in de buurt van de San Marco af en uren later […] slenterde ik, alleen, terug naar Montin.
(Hellinger [ps. v. Gerben Hellinga], Vlammen, 1967.)

We slenteren naar huis, zeggen niet veel.
(Sal Santen, Jullie is jodenvolk, 1969.)

Moedeloos slenterde ik door de sneeuw naar huis, Orion schitterde alweer aan de hemel.
(Maarten ’t Hart, De droomkoningin, 1980.)

Het was nog altijd te vroeg om naar de galerie van Tovèr te gaan. Langs de Seinekade slenterde hij terug naar Bir-Hakeim.
(Remco Campert, Een liefde in Parijs, 2004.)

Maar dit is niet het hele verhaal.
‘Langzaam lopen’ zou ook strompelen kunnen zijn. En strompelen is niet slenteren.
Bij slenteren hoort ook het betekenisaspect ‘relaxed, ontspannen’. Je kunt langzaam en gespannen lopen, maar niet snel en gespannen slenteren.
Zo luidt de desbetreffende betekenis in het WNT:

Zich langzaam en op zijn gemak (veelal ook: doelloos) voortbewegen.

Op je dooie akkertje dus.

Langzaam slenterde ik op en neer langs de boulevard en tenslotte ging ik op het terras van de Capoulade zitten om de tijd te doden.
(Jacques Gans, Liefde en goudvisschen, 1940.)

In de avondschemering wandelden we langs de Amstel. We slenterden over de Magere Brug. Het leek haast vakantie.
(Maarten ’t Hart, Het uur tussen hond en wolf, 1987.)

Tot slot nog twee citaten met het betekenisaspect ‘zonder vooropgezet plan; zonder doel’.

Ik slenter een uur, ik laat mij eenvoudig leiden door mijn ingeving, en den eenen keer gaat het naar ’t quartier latin, een anderen keer naar den faubourg Saint-Antoine, of naar Montparnasse of naar het-doet-er-weinig-toe-waar.
(Leo Faust, De ziel van Parijs, 1924.)

Welk een domein overigens om te flaneren voor een amateur van het eeuwige slenteren. Place de la Contrescarpe, Rue de l’Estrapade, Place du Panthéon. En dan van de hoogte af door de brede Rue Soufflot, het uitzicht op de flonkerende waterstraal van de fontein tussen de bomen van de Jardin du Luxembourg. Kijken, slenteren zonder doel of noodzaak.
(Jacques Gans, Een onaangepast mens, 1981.)




1 Het aspect ‘zonder vooropgezet plan’ zit in banjeren, struinen en dolen, dwalen.


Referenties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma slenteren (gepubliceerd in 1928).
M.H. Hofman & redactie Prisma (bew.), Prisma woordenboek Nederlands, 2018.
Theo de Boer (red.), Van Dale pocketwoordenboek Nederlands, 6e ed. 2018.



» De betekenis van stiefelen.
» Stekkeren ‘lopen’.
» Het antoniem van benen.
» index


Geplaatst op 9 oktober 2012, het laatst gewijzigd op 12 november 2023.

© de 5e Verdieping 2012-2023