Speurig in Omzien in verwondering


Er zullen er wel meer geweest zijn, maar ik heb alleen de herinnering bewaard aan één, die heel speurige dassen droeg en je een alcoholische adem in het gezicht blies.
(Omzien in verwondering 1, p. 217)

Toen ik de volgende morgen de auto bij het ziekenhuis parkeerde, viel me daar een speurige rode motorfiets op.
(Omzien in verwondering 2, p. 268)


Speurig staat in Van Dale, gedefinieerd als ‘{gewestelijk} met heldere kleuren, opzichtig van kleur’.
Gewestelijk dus. Maar waar?
Volgens het WNT nog (in 1934) in Noord-Holland:

SPEURIG, van sprekende kleur, opvallend, opzichtig, nog in N.-Holl. ("Over deeze slippen hebben zy …, wanneer ze zig opschikken, ook nog wel een speurig Strikje, of Lintje", BERKHEY, N.H. 3, 986 [1773]; "Ik mag wel zoo’n speurig behangseltje", BOHN-BEETS, Onze Buurt 79; "Eens … heb ik reis een wereldsche bui gehad; ik zette een speurig mutsje op", 98; zie ook BOEKENOOGEN: DE VRIES, Westfr. W.).¹

Speurig is afgeleid van speuren in de (dialectische) betekenis ‘opvallen, afsteken’ (Van Dale).




1 Speurig staat ook in De Zaansche volkstaal (1897). Mijn indruk is dat het in de Zaanstreek niet of nauwelijks meer wordt gebruikt.


Referenties
G.J. Boekenoogen. De Zaansche volkstaal, 1897, lemma speurig.
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma speuren (gepubliceerd in 1934).
Annie Romein-Verschoor, Omzien in verwondering 1 en 2, 1970 resp. 1971.



» Sightseeing in Omzien in verwondering.
» Puur als bijwoord van graad in Omzien in verwondering.
» index


Geplaatst op 11 september 2015, het laatst gewijzigd op 18 september 2015.

© de 5e Verdieping 2015