Samenscholing, lastig woord


Samenscholing moet voor NT2-leerders een lastig woord zijn, want ze zullen denken aan ‘scholing’ en ‘school’. Daarbij heeft het een nogal typische betekenis. Een samenscholing is immers niet zomaar een groep samengekomen mensen, maar een menigte waarvan dreiging uitgaat. Bij samenscholing horen ‘gespannen sfeer’, ‘opstootjes’, ‘ME op de been’.

Samenscholing is met behulp van het achtervoegsel -ing afgeleid van het werkwoord samenscholen.
Samenscholen is een samenstelling van samen en scholen ‘in groepen bijeenzijn of bijeenkomen’ (Van Dale).
Scholen is afgeleid van het zelfstandig naamwoord school in de betekenis ‘groep’.

Tegenwoordig gebruiken we dit school alleen nog voor vissen, maar vroeger werd het ook gebruikt voor andere dieren, en ook wel voor mensen, zoals het woord samenscholing nog laat zien.

 

 

Referenties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma’s samenscholen en schoolII (gepubliceerd in 1920 resp. 1924).
Etymologisch woordenboek van het Nederlands (EWN) 4: S-Z, 2009, lemma samenscholen.



» Geweldenaar, lastig woord.
» index


Geplaatst op 13 februari 2015.

© de 5e Verdieping 2015