Wat betekent klap in klaploper?


leprapatiënt

De klap was de klepper waarmee leprapatiënten vroeger door de straten liepen, de lazarusklap. Ze klepperden met hun klap om hun komst aan te kondigen. Voorbijgangers konden dan gepaste afstand houden en eventueel een aalmoes klaarleggen.

Metter clappe gaen was ‘met de klap lopen’. Met de klap lopen werd verkort tot klap lopen en hiervan zal in de 17e eeuw het zelfstandig naamwoord klaploper zijn afgeleid.

Oorspronkelijk betekende klaploper eenvoudigweg ‘iemand die met een klap loopt’. Omdat klaplopers bedelden, kreeg het woord ook de betekenis ‘bedelaar’. En omdat bedelaars leven van de giften van anderen, kreeg het vervolgens de huidige, negatieve betekenis ‘iemand die leeft op andermans kosten’, synoniemen profiteur, uitvreter.




Oudste attestatie van klaploper 1699.
Hieronder een attestatie uit 1726:

Niet anders dan men een Melaatsche Landlooper behandelt, men ontvlugt dien Klaplooper, tot deszelfs Adem toe.
(Jacob Campo Weyerman, Den ontleeder der gebreeken, deel 2.)




Referenties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma’s klaploper, klap² en lazarus.
Nicoline van der Sijs, Chronologisch woordenboek; de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2001.



» Wat betekent achterklap?
» Wat betekent -wammes in luiwammes?
» index


Geplaatst op 6 november 2013, gewijzigd op 7 november 2013.

© de 5e Verdieping 2013