De Signifische Kring, “een eigenaardig gezelschap”


Te midden van alle financiële, relationele en organisatorische beslommeringen vormden de bijeenkomsten van de Signifische Kring lichtpunten in het bestaan van Frederik van Eeden. Getuige deze dagboekaantekeningen:

Gisteren vergadering van het Instituut met Brouwer, Mannoury, Ornstein en de Haan. Een eigenaardig gezelschap, de Haan en Brouwer druk en lawaayig, Brouwer op de fiets gekoomen, met zijn lange bruine jas. Mannoury blootshoofds [ondanks het winterweer], doet denken aan een monnik. Hij is geestig en practisch. Ornstein was nog buiten de zaken en luisterde meer toe. Ik was stil en gedeprimeerd.
(16-01-1918)

De significa avond was een groot succes, Mannoury presideerde, en Brouwer en de Haan namen deel aan het debat. Het was vol en geanimeerd.
(19-03-1918)

Gisteren de vergadering van het Instituut, die altijd een gelukkige middag maakt. Het was bij Brouwer, in Blaricum, in het aardige huisje met de hut. De nachtegalen zongen en het bloeide aan alle kanten. Wij spraken veel, en zaten op ’t mos tusschen ’t eikenhout. Er waren Mannoury, de Haan, Borel, Brouwer en ik. Wij begrijpen elkaar steeds beeter en er is een zeer aangename toon en verhouding. Wat vooral bindt is dat ze allen zooveel geest hebben, en zin voor humor. Des avonds ging ik met Mannoury en Joop [Jacob Israël de Haan] naar Amsterdam. Ik mag dankbaar zijn dat ik het bindend element vorm, en zooveel omvat. De middag vloog te snel om.
(15-05-1918)

Den volgenden dag eindelijk weer een Instituut vergadering. Ik had Brouwer in langen tijd niet gezien. Hij heeft al een wonderlijke kijk op persoonen. Van Jaaps heengaan [Jacob Israël de Haan was naar Palestina geëmigreerd] zag hij het mooye niet - en van mevrouw Welters actie zag hij het leelijke niet. Hij noemde Jaap hysterisch en oneevenwigtig. Maar ik zei hem dat ik die zelfde fouten juist in hem, Brouwer, zag. Hij bewondert eeven plotseling als hij veracht.
Mannoury veroordeelde Wilson heftig, van zijn eigen bolsjewieksche standpunt. Hij verwachtte dat Wilson al gauw water in zijn wijn zou doen en met de anderen meegaan. Zijn mooye woorden vond hij verfijnd bedriegelijk. Mannoury heeft al de wildheid van sommige zachtmoedigen.
(22-01-1919)

Mannoury en Brouwer waren er. Wij spraken oover de actie van het Instituut. Wij wandelden op Bantam [Goois landgoed, thans van Natuurmonumenten] en filosofeerden, zittend op het gras. ’s Middags moesten wij veel lachen. Mijn lieve broertje Bertus was zoo kostelijk vermakelijk. Hij wil samen met mij naar Zwitserland.
(30-06-1919)

Maandag was ik bij ’t instituut, met Mannoury, Brouwer en Pater van Ginniken. De laatste sprak veel en goed en maakte een prettigen indruk. Een forsch gebouwd man met een luide stem, geestige oogen en grooten neus.
(14-11-1919)

Ik … woonde ten slotte een college bij van Mannoury, oover oneindigheidswoorden en negatie-woorden. Het was een kaal, sober zaaltje, met lichtgroene muuren. Alles strak en hard verlicht. Maar ik volgde de reede woord voor woord en genoot het zeer. Het was alsof hij deed wat ikzelf graag zou doen, maar niet kon.
Wat is ‘werkelijk’? Het verleeden is niet meer werkelijk, het toekoomende ‘nog niet’. Werkelijk is dus een ondeelbaar Heeden.
Het geleidelijk oovergaan van negatie-woord in Oneindigheidswoord. Ik ging vrij gelukkig in den zoelen nacht naar huis.
(18-02-1920)

Ik was gisteren in Amsterdam, bij Mannoury, met Brouwer en van Ginniken. Het was weer een interessante, leerzame morgen, die snel omvloog. Er kwam meer vertrouwelijkheid. Eerst sprak Mannoury tamelijk lang – oover het emotioneele woord, en de taal der vrouwen. Later sprak van Ginniken.
(11-03-1920)

Gisteren – Dinsdag – vergadering met Mannoury, Brouwer en van Ginnike. Het was zeer aangenaam. De tijd vloog om. Wij spraken oover ‘moeten’ en ‘zullen’. Ik voelde mij zeer onweetend. Maar Brouwer voelde zich ook zoo, zei hij later
(12-05-1920)

Gister een gansche dag in Blaricum met van Ginniken, Brouwer, Mannoury en ik. Een echte filosofen-dag van ’s morgens half twaalf tot ’s avonds 8. Van Ginniken sprak wel twee uuren achtereen. Ook Mannoury sprak zeer goed, en Bertus kwam pas op ’t laatste los, oover de relativiteit. Het was een mooye dag. Mannoury zei dat hij ‘genoot’ en het was zeer mooi, door vrijheid en liefderijkheid.
(14-07-1920)

Ik was in Amsterdam, instituut vergadering bij Mannoury, met Faddegon en Borel. Mannoury sprak prachtig en legde ons het weezen van het formalisme uit. Faddegon sprak oover de taal in Indië/ het begrip dat taal iets solide’s en massaals is, en dat men taal kan zien, door ontsluijering. Borel merkte op dat Kwan-Yin beteekent: zichtbaar geluid. Ook sprak Faddegon oover het vastleggen van de taal in de heilige Veda-taal, die ouder is dan Sanskrit. Oover de magie die met de katholieke magie veel oovereenkomst heeft. Zoo wordt ook het laatste oliesel aan de stervende gegeeven.
(15-12-1920)

Gister een paar gelukkige uuren met pater de Groot. Ieder maal ga ik meer van dien man houden. Mijn ‘goeroe’.
Hij is het geweest die teegen van Ginniken zei: Ga daar heen, naar die Significa groep, van Mannoury en v.E.
(07-12-1921)

Gisteren Signifische kring, met van Ginniken/Brouwer en Mannoury. We praatten veel, ook oover de doodstraf en het Landruproces, waaroover Bertus precies dacht als ik. Borel kwam niet en had bittere en hatelijke brieven aan van Ginniken en Bertus geschreeven, zoodat ze zeer verontwaardigd waren.
(24-03-1922)

Gister bijeenkomst op Walden van Mannoury/ van Ginniken, Brouwer en ik. Op ’t grasveld onder de kastanje. Ik voelde zeer dom en onweetend. Wij stichtten onze Signifische Kring.
(22-05-1922)

We hadden Zaterdag Signifische bijeenkomst, bij Mannoury niet van Ginniken en ik. Bertus telegrafeerde dat hij ziek was, en toen gingen we met ons drieën naar Blaricum. Dat was een prettige fiets-rit van Bussum naar Blaricum en onze bijeenkomst was zeer geslaagd.
Ik stond teegenover van Ginniken en zeide hem met volle oovertuiging dat ik zeer gelukkig was, en dat het mij nooit zoo goed was gegaan als thans. Dat bevreemdde mij zelf, want ik dacht dat het leeven mij nooit zoo zwaar was gevallen als thans. Maar het was als sprak mijn onbewuste blijheid door het sombere uitwendige heen. De somberheid is maar aan ’t oppervlak. Daar binnen is het licht. Maar ik kan er niet altijd bij koomen. Alleen op sommige momenten, als ik een toespraak houd b.v. of een ernstig gesprek voer dan wordt de innerlijke blijheid duidelijk.
(16-04-1923)



» Een melksalon aan de Zaanweg.
» index

» Dbnl: ‘significa’ in het Algemeen letterkundig lexicon.


Geplaatst op 17 juli 2015.

© de 5e Verdieping 2015