des duivels oorkussen

Hoe oud is het woord niksen?


Het werkwoord niksen ‘luieren, nietsdoen’ is natuurlijk afgeleid van niks. Niks is al bekend uit de 17e eeuw, niksen pas uit de 20e eeuw. De oudste attestaties die ik met behulp van Delpher heb kunnen vinden, komen uit de jaren twintig:

„Arthur Hesketh is een idioot. Ik wil mijn borduurwerk hebben. Ik kan hier niet zitten niksen.”
(26-03-1920, Nieuwe Rotterdamsche Courant)

Drie Scheveningsche heeren, met klompen en pijpen, die voor één der huisjes stonden te „niksen” slenterden naderbij.
(23-02-1921, Rotterdamsch Nieuwsblad)

Dappere vrijer (opgewonden): „Blijf daar niet staan te niksen. Kom hier en help me in dezen boom klimmen!”
(28-02-1926, Het Vaderland)

Hier wordt niksen gebruikt in de verbindingen staan (te) niksen of zitten (te) niksen. Je moet staan en zitten letterlijk nemen: als je zat te niksen, dan zat je, als je stond te niksen, dan stond je.
Het ultieme niksen, liggen te niksen, komt ook wel voor. Bij Kees Stip ligt de Russische premier in een ligstoel voor zijn datsja:

„Lekker liggen niksen”, sprak de heer Nikita Kroestsjef, terwijl hij zich behagelijk uitstrekte op een tuinstoel voor zijn tuinhuis.
(18-07-1967, Nieuwsblad v.h. Noorden)

Je kunt trouwens ook lopen te niksen. Je loopt dan wel, maar dat telt niet.

Kom, zullen ze in Hollywood hebben gedacht, wij hebben nog een paar duizend meter celluloid liggen en Spencer Tracy en Katharine Hepburn lopen op het ogenblik toch maar te niksen, laten we even gauw een film maken.
(03-08-1957, Leeuwarder Courant)

 

 

Referenties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), (aanvulling bij) lemma niks (gepubliceerd in 1911).



» Hakken en hakselen
» index


Geplaatst op 20 januari 2014.

© de 5e Verdieping 2014